2.1

2.1 Pinpas of portemonnee?
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.1 Pinpas of portemonnee?

Slide 1 - Tekstslide

Hoe betaal jij het meest?
A
Portemonnee
B
Pinpas

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

2.1 Pinpas of portemonnee? 
  • 2 soorten geld:
  1. Chartaal = munten en bankbiljetten. Je kunt het vastpakken.


  2. Giraal = geld dat op je bank/betaalrekening staat. Je kunt het niet vastpakken.

Slide 4 - Tekstslide

Welk soort geld herken je?

1. Sofie betaalt bij de kassa van de AH met haar pinpas.
2. Sem betaalt bij de kassa van de AH met een biljet van € 20
A
B
C
1= chartaal 2= giraal
D
1= giraal 2= chartaal

Slide 5 - Quizvraag

2.1 Pinpas of portemonnee? 
Stel: Je brengt je verjaardagsgeld naar de bank om op je betaalrekening te zetten.
Na een maand pin je bij de geldautomaat € 20 euro.
  • Wat gebeurt er met de geldsoorten?
1.
2.
3.

Slide 6 - Tekstslide


Indirecte ruil: geld ruilen tegen goederen of diensten

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Deel 2

Slide 9 - Tekstslide

Sparen
Van het geld dat ik maandelijks overhoud kan ik sparen.
De beloning voor het sparen noemen we "rente".
Deze wordt berekend over het spaarbedrag en wordt genoteerd in procenten.

Bijvoorbeeld: Mijn spaargeld is € 1.200. Ik ontvang 2% rente per jaar. Hoeveel rente ontvang ik in euro's?

Slide 10 - Tekstslide

Waarom sparen mensen?

Slide 11 - Woordweb

Spaarmotieven
  1. Sparen voor een doel (bijvoorbeeld Xbox, paardrijlaarzen)

  2. Sparen uit voorzorg (bijvoorbeeld auto gaat stuk)

  3. Sparen voor de rente

Slide 12 - Tekstslide

2.2 waarom zou je sparen?
2.3 waarom zou je lenen?


Na afloop van deze les kun/weet je: 

  1. ...rekenen met rente
  2. ....de drie geldfuncties
  3. ....waarom mensen geld lenen
  4. .....waarom "geld lenen kost geld" juist is.

Slide 13 - Tekstslide

Op mijn spaarrekening staat € 1.200.
De bank betaalt 1,7% rente per jaar.
Hoeveel rente ontvang ik na 1 jaar?
timer
0:30

Slide 14 - Open vraag

De drie geldfuncties:
We gebruiken geld:

* als ruilmiddel, als je iets koopt
* als spaarmiddel, wanneer je geld bewaart om later uit te geven
* als rekenmiddel, wanneer je de waarde van iets in geld aangeeft

Slide 15 - Tekstslide

Waarom lenen mensen geld?

Slide 16 - Woordweb

Lenen
Redenen om geld te lenen:
* je wilt nu al iets duurs hebben en gebruiken
* Je hebt onverwacht dringend geld nodig


Slide 17 - Tekstslide

Geld lenen kost geld
Als je geld leent dan moet je het terugbetalen, dat noemen we aflossen.
Maar je moet ook een extra bedrag betalen omdat je zolang het geld van een ander mocht gebruiken. Dat is rente.

Elke maand betaal je rente en aflossing.
Dit heet samen: maandtermijn.

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag:
  • Wat ga je doen --> t/m par 3.1 afmaken
  • Hoe --> 5 min. zelfstandig, 10 min. in tweetallen
  • Hulp? Na 5 min. docent of buurman/buurvrouw
  • Klaar? Verder met 1.2 of ander vak
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide