Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Unit 3 Of Course Max
Unit 3 Of Course Max
Formative test
1 / 47
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
In deze les zitten
47 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
20 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Unit 3 Of Course Max
Formative test
Slide 1 - Tekstslide
An English test on unit 3?
Bring it on, I am ready!
Slide 2 - Poll
Vocab unit 3
Slide 3 - Tekstslide
Translate:
uitzichtloos
A
hostile
B
dead-end
C
irreversible
D
relentless
Slide 4 - Quizvraag
translate:
resourceful
A
vindingrijk
B
aanhoudend
C
inspannend
D
benijdenswaardig
Slide 5 - Quizvraag
translate:
to alleviate
A
mijden
B
opheffen
C
verlichten
D
verwerken
Slide 6 - Quizvraag
translate:
sole
A
ziel
B
tuinslang
C
enige
D
leeghoofd
Slide 7 - Quizvraag
translate:
ubiquitous
A
doorsnee
B
treffend
C
grensverleggend
D
wijdverspreid
Slide 8 - Quizvraag
Translate:
ongeëvenaard
Slide 9 - Open vraag
translate:
bewoonbaar, leefbaar
Slide 10 - Open vraag
translate:
behouden
A
banish
B
sustain
C
taint
D
constitute
Slide 11 - Quizvraag
translate:
befaamd, beroemd
Slide 12 - Open vraag
translate:
weerhouden
Slide 13 - Open vraag
Translate:
de puntjes op de i zetten
Slide 14 - Open vraag
grammar: tenses, conditionals, pronouns, genitive
Slide 15 - Tekstslide
Have a go at these!
Slide 16 - Tekstslide
Which linking word/words expresse(s) time?
A
as soon as
B
during
C
because
D
thus
Slide 17 - Quizvraag
Linking word to show: ORDER
A
Especially
B
Furthermore
C
While
D
Subsequently
Slide 18 - Quizvraag
Linking word to show: ADDITION
A
Importantly
B
Moreover
C
Nonetheless
D
Finally
Slide 19 - Quizvraag
Which linking word belongs to which category?
eigenlijk, daadwerkelijk
als eerste, in de eerste plaats
omdat
sinds, aangezien
because
since
first
in fact
Slide 20 - Sleepvraag
Linking words
(in sentences)
I tried to be on time to class, _________ I was still late.
She made dinner _________ she also made cake.
__________ the world is getting warmer, polar bears are in danger of becoming extinct.
__________ I like to go camping, I haven’t had the time to go lately.
but
and
although
because
Slide 21 - Sleepvraag
regular verbs
irregular verbs
throw
want
do
cook
give
teach
let
hatch
note
slice
Slide 22 - Sleepvraag
Match the tenses to the sentences
Iets is gebeurd in het verleden, voor iets anders in het verleden.
Iets is in het verleden gebeurd en je weet wanneer.
Iets was een tijdlang bezig, voor iets anders in het verleden.
Iets was op een bepaald moment in het verleden al bezig
Past perfect
Past simple
Present Perfect
Slide 23 - Sleepvraag
has/have + voltooid deeltwoord (stam +ed/ irregular verbs 3e rij)
was/were + ing-vorm
had + voltooid deelwoord (stam +ed/ irregular verbs 3e rij)
stam + ed / irregular verbs rij 2
Past continuous
Present perfect
Past simple
Past perfect
Slide 24 - Sleepvraag
Which tenses?
Before she ate her supper, she had done all her homework.
A
past simple, present perfect
B
present perfect, past simple
C
past simple, past perfect
D
past perfect, past simple
Slide 25 - Quizvraag
Choose:
After she (graduate) she (work) as a teacher
A
finished/had worked
B
had finished/worked
C
was finishing, worked
Slide 26 - Quizvraag
Past Perfect / Past Simple / Past Continuous?
I ... (enjoy) the sun last Sunday.
A
enjoyed
B
have enjoyed
C
had enjoyed
D
had been enjoying
Slide 27 - Quizvraag
L
A
D
Y
F
Y
N
E
J
A
S
Last
Ago
Datum
Yesterday
For
Yet
Never
Ever
Just
Always
Since
Slide 28 - Sleepvraag
past
simple
present
perfect
ago
for
never
just
when
in 1976
last week
yesterday
on March 21st
yet
since 2006
2 years ago
ever
for 5 years
already
so far
fyne jas
Slide 29 - Sleepvraag
Conditionals
0 conditional
1st conditional
2nd conditional
3rd conditional
Slide 30 - Tekstslide
0 conditional is used for
A
Facts and truths
B
Possible and likely to happen situations
C
Improbable future situations
D
Hypothetical pasts
Slide 31 - Quizvraag
1st conditional is used for
A
Facts and truths
B
Hypothetical past situations
C
Improbable future situations
D
Possible and likely to happen situations
Slide 32 - Quizvraag
What conditional is used in this sentence:
"You would buy an island if you won the jackpot."
A
1st conditional
B
quite unconditional
C
2nd conditional
D
sure fact
Slide 33 - Quizvraag
Which conditional is this:
If you hadn't told him my secret, we wouldn't have broken up
A
Zero
B
First
C
Second
D
Third
Slide 34 - Quizvraag
if
+ past simple +
would/could/might
- for hypothetical situations in the present or future, suggestions and advice
if
+ past perfect +
would have
+ past participle
- for hypothetical situations in the past or regrets about the past
second conditional
third conditional
Slide 35 - Sleepvraag
Use of future tenses
timer
1:00
Een gebeurtenis in de toekomst die al gepland of afgesproken is.
Een belofte of toezegging
Een voorspelling waar geen of weinig bewijs voor is.
Een voorspelling waar bewijs voor is.
Een plan waar nog niets voor geregeld is.
Een vaste gebeurtenis, door een ander gepland. Je kunt het opzoeken.
Future met will
Future met going to
Present simple
Present continuous
Slide 36 - Sleepvraag
Match the sentences to the tenses below.
He __________ the bus, because he already has a busticket. (to take)
Wait, I ______ help you.
Laura and Scott's plane _______ at 12.30 pm. (to leave)
Future: to be going to + inf
Future:
will + inf
Future: present simple
Slide 37 - Sleepvraag
In een passieve zin (the passive):
A
doet niemand iets
B
is het onderwerp van de zin passief
C
is het onderwerp van de zin actief
D
is iedereen heel passievol
Slide 38 - Quizvraag
Een goede Passive is
A
Jill and Jack are having a great time.
B
Jill and Jack have just killed a dragon.
C
Jill and Jack are asked to shut up and go.
D
Jill and Jack cry like babies and leave.
Slide 39 - Quizvraag
The rule - Relative pronouns
whose
which
who
where
Slide 40 - Sleepvraag
Do you remember the rules about the relative pronouns?
who
whose
which
that
whom
geen relative pronoun
bij personen
na een voorzetsel (bij personen)
bij dieren en dingen
bij bezit (bij personen en dingen)
vervangt who/which, in beperkende zinnen
na een voorzetsel (bij dieren/dingen)
in beperkende bijzinnen, als het rel. pronoun geen onderwerp is.
Slide 41 - Sleepvraag
Wat is de goede vorm van de genitive?
A
This is my fathers car.
B
This is my fathers' car.
C
This is my father's car.
D
This is my fathers his car
Slide 42 - Quizvraag
Wat is de goede vorm van de genitive?
A
The windows of the building need to be washed.
B
The buildings' windows need to be washed.
C
The building's windows need to be washed.
D
The windows of the buildings' need to be washed.
Slide 43 - Quizvraag
Genitive (= bezitsvorm) - Choose the correct answer
A
The children's toys
B
The childrens' toys
C
The children' toys
D
The childrens toys
Slide 44 - Quizvraag
I did rather well on this test
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 45 - Poll
Slide 46 - Video
Good luck, everyone!
Slide 47 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
testweek prep
Augustus 2022
- Les met
32 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
week 8: conditionals/ McB act 1 and 2
Augustus 2022
- Les met
29 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
week 4.2-1: futures II
Augustus 2022
- Les met
16 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Survey of tenses
September 2022
- Les met
37 slides
Engels
Secundair onderwijs
Unit 2 Of Course Max
November 2023
- Les met
36 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Second conditional and future tenses
Mei 2024
- Les met
27 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Speaking Freedom: Analyzing and Reporting Speech
Maart 2024
- Les met
24 slides
Engels
Secundair onderwijs
grammar
September 2023
- Les met
28 slides
Engels
HBO
Studiejaar 1-4