Fourteens 29-11

Lesdoelen
1. Je weet wat migratie is.
2. Je kunt het verschil tussen immigranten en emigranten uitleggen.
3. Je kunt verschillende voorbeelden van push en pull factoren noemen 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
1. Je weet wat migratie is.
2. Je kunt het verschil tussen immigranten en emigranten uitleggen.
3. Je kunt verschillende voorbeelden van push en pull factoren noemen 

Slide 1 - Tekstslide

Waarom denk je dat mensen van andere landen of gebieden naar Nederland verhuizen?

Slide 2 - Open vraag

Waarom denk je dat mensen van andere landen of gebieden naar Nederland verhuizen?

Slide 3 - Tekstslide

Migratie 
Verplaatsing (verhuizen) van mensen van 1 plek naar een andere plek.

Immigrant: komt IN een land wonen
Emigrant: gaat uit het land 

Slide 4 - Tekstslide

Push en Pull factoren 
Push factoren: Geen werk, gevaarlijk (oorlog), geen eten (hongersnood).
Pull factoren: Veel werk, veilig, goede toekomst.

Push betekent duwen en
Pull betekent trekken!

Slide 5 - Tekstslide

Push en Pull factoren
3 verschillende thema's push en pull factoren
1. Oorlog (sociaal en politiek)
2. Werkeloosheid (demografisch en economisch)
3. Natuurrampen (milieu en klimaat)

Slide 6 - Tekstslide

Inburgeren 

Slide 7 - Tekstslide

Inburgeringstoets
https://www.dutchtutor.com/kns-examen/index.html

Slide 8 - Tekstslide

Tijdens het maken van de inburgeringstoets

  • Kies 2 vragen die je raar vindt
  • Kies 2 vragen die je logisch vindt 

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn push en pull factoren? Noem van allebei 1 voorbeeld.

Slide 10 - Open vraag