Remmen en botsen
1 / 32
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Dit is een afstand-tijddiagram.
Wat voor beweging is dit?
Wat voor beweging is dit?
A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging
Slide 4 - Quizvraag
Wat kan je zeggen van de snelheid bij
een eenparige beweging?
een eenparige beweging?
Wat kun je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
A
de snelheid neemt af
B
de snelheid blijft gelijk
C
de snelheid neemt toe
Slide 5 - Quizvraag
Welke beweging zien we hier?
A
versneld
B
eenparig
C
vertraagd
Slide 6 - Quizvraag
Welke beweging zien we hier?
A
versneld
B
eenparig
C
vertraagd
D
allemaal
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een vertraagde beweging?
A
Een beweging waarbij je steeds sneller gaat.
B
Een beweging waarbij je steeds langzamer gaat.
C
Een constante beweging.
Slide 8 - Quizvraag
Hoe ziet het diagram eruit van deze beweging?
A
de grafiek is een rechte lijn
B
de grafiek wordt steeds steiler
C
de grafiek gaat steeds minder steil
D
de grafiek is diagonaal
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Je moet een noodstop maken. Hoe snel kun je remmen?
Slide 13 - Open vraag
Waarvan is de stopafstand bij een noodstop afhankelijk?
Slide 14 - Open vraag
Waarvan is je reactietijd afhankelijk?
A
wanneer je ziet dat je moet remmen
B
Of je medicijnen of alcohol (hebt) gebruikt
C
Hoe snel je op de rem trapt
D
Alle 3 vorige antwoorden
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Video
Een auto heeft niet onder alle omstandigheden dezelfde remweg.
Welke grootheden beïnvloeden de remweg.
Welke grootheden beïnvloeden de remweg.
A
de afstand, massa en remkracht
B
de afstand, de massa en snelheid
C
de reactieweg,de remkracht en snelheid
D
de snelheid, de massa en de remkracht
Slide 17 - Quizvraag
De stopafstand = reactietijd + remweg.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Bekijk de grafiek. Hoelang is de remweg bij 40 km/h
A
80 m
B
9 m
C
27 m
D
3 m
Slide 19 - Quizvraag
Wat heeft invloed op de remweg?
A
gebruik van medicijnen
B
handsfree bellen
C
moment dat het verkeerslicht op rood springt
D
profiel van de banden
Slide 20 - Quizvraag
Als de massa groter wordt, wordt de remweg ...
A
Korter
B
Langer
C
Blijft gelijk
Slide 21 - Quizvraag
De stopafstand is groter dan de remweg. Hoe kan dat?
A
Omdat je niet direct reageert.
B
Omdat de auto nog een stuk doorglijdt.
C
Omdat de remkracht niet maximaal is.
D
Omdat de massa niet altijd hetzelfde is.
Slide 22 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met de remweg?
A
De afstand die de auto aflegt voor het gaat remmen.
B
De afstand die de auto aflegt tijdens de reactietijd en de stopafstand.
C
De afstand die de auto aflegt tijdens de reactietijd.
D
De afstand die de auto aflegt tijdens het remmen.
Slide 23 - Quizvraag
Wanneer zou je de kortste remweg hebben?
A
Wegdek met sneeuw
B
Nat wegdek door de regen
C
Droge weg
D
Wegdek met ijs
Slide 24 - Quizvraag
Je remweg is afhankelijk van de snelheid waarmee je rijdt.
Als je snelheid groter wordt, dan wordt je remweg
Als je snelheid groter wordt, dan wordt je remweg
A
Groter
B
Kleiner
Slide 25 - Quizvraag
De remweg hang NIET af van:
A
beginsnelheid
B
massa van auto
C
lengte bestuurder
D
remkracht
Slide 26 - Quizvraag
De remweg is 30 meter. De reactie-afstand is 2 meter. Wat is de stopafstand?
A
30 meter
B
32 meter
C
2 meter
Slide 27 - Quizvraag
De remweg van een auto bij 36 km/h is 8 m. De stopafstand bij deze snelheid is 17 m. Bereken de reactie-afstand.
A
25 m
B
9 m
C
8 m
D
7 m
Slide 28 - Quizvraag
De reactietijd is 0,7 s. Als de snelheid 10 m/s is, wat is dan de reactie-afstand?
A
s = t/v = 0,7/10 = 0,07 m
B
s = v/t = 10/0,7 = 14,3 m
C
s = v * t = 10 * 0,7 = 7 m
D
v = s/t = 10/0,7=14,3 m/s
Slide 29 - Quizvraag
Een auto rijdt 72 km/h. De reactie-tijd van de bestuurder is 1 s. De reactie-afstand bedraagt dan:
A
72 m
B
20 m
C
25 m
D
18 m
