Vertaal, schrijf op en kijk na.
1: De keuze voor het buitenland geeft mij geluk.
2: Ik ben tevreden en luier binnen.
3: Met werken verdient hij geld.
4: Wij leren voor de opleiding.
5: Waarschijnlijk beginnen we de wereldreis in Azië.
6: Het vak op de opleiding vind ik leuk.