La négation - de ontkenning

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Traduisez la phrase:
Je parle le français.
A
Jij spreekt Frans.
B
Hij haat Frans.
C
Ik spreek Frans.
D
Zij spreekt Frans.

Slide 2 - Quizvraag

Il danse.
A
Hij danst.
B
Jij danst.
C
Ik zing.
D
Zij danst.

Slide 3 - Quizvraag

Je ne parle pas le français.
A
Jij spreekt geen Frans.
B
Hij haat Frans niet.
C
Ik spreek geen Frans .
D
Zij spreekt geen Frans.

Slide 4 - Quizvraag

Il ne danse pas.
A
Hij danst niet.
B
Jij danst niet.
C
Ik zing niet.
D
Zij danst niet.

Slide 5 - Quizvraag

Différence?
Ajouté?

Slide 6 - Woordweb

NE PAS
Als je een zin ontkennend wil maken, dan gebruik je 'NE PAS'.
Exemples:
- Je ne mange pas de bananes.
- Tu ne regardes pas de télé. 
- Nous ne jouons pas au basket.
- Vous ne chantez pas mal!
- Elles ne rentrent pas.

Slide 7 - Tekstslide

Place? + Attention!
- Exemple: Je ne mange pas de bananes.
     -> ne VOOR de persoonsvorm (ww) / pas er direct ACHTER

!!! Klinkerbotsing + stomme 'h'
- Il n'est pas français. = Hij is niet Frans.
- On n'a pas de devoirs. = We hebben geen huiswerk.
- Elle n'habite pas à Paris. = Zij woont niet in Parijs.
- C'est facile. = Ce n'est pas facile.

!!! 2 werkwoorden (om de persoonsvorm)
- Je veux manger des frites. = Je ne veux pas manger de frites.

Slide 8 - Tekstslide

Faites les négations:
Tu manges à la cantine?

Slide 9 - Open vraag

Tes soeurs sont à la maison?

Slide 10 - Open vraag

J'habite dans le 19e arrondissement.

Slide 11 - Open vraag

Vous êtes sérieux.

Slide 12 - Open vraag

Répondez aux questions:
Tu chantes dans un groupe? Non, ...

Slide 13 - Open vraag

Le prof de français est sympa? Non, ...

Slide 14 - Open vraag

Tes parents sont grands? Non, ...

Slide 15 - Open vraag

Vous jouez au Fortnite? Non, ... (vous = jullie)

Slide 16 - Open vraag

C'est tout? Non, ...

Il y a aussi:

- ne ... plus = niet meer / geen meer
     -> Il n'habite plus en France. = Hij woont niet meer in Frankrijk.
- ne...jamais = nooit
     -> Il ne fait jamais ses devoirs. = Hij maakt nooit zijn huiswerk.
- ne...rien = niets
     -> Elle ne sait rien. = Zij weet niets.

Slide 17 - Tekstslide