Gentiaan 3 TL

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Programm

Rückblick

Lernziele

Zugspitze Schritt 1

• Sprechen
• Grammatik

Rückblick

Was haben wir letztes Mal gemacht oder gelernt?

Sprechen

Rolle A

.... heißt du?

.... wohnst du?

.... alt bist du?

.... sind deine Hobbys?

.... sitzt neben dir?

Rolle B

ik ben...

Ik woon in...

Ik ben ... jaar oud

Mijn hobby is...

Dat is...

Rückblick

• Ich bin...
  
• Ich wohne in...
  
• Ich bin...Jahre alt
  
• Mein Hobby ist...
  

Ik ben...

Ik woon in...

Ik ben ... jaar oud

Mijn hobby is...

Jetzt seid ihr dran!

Lernziele

• Ik kan een kort gesprekje voeren waarin ik iets bestel (Redemittel)
• Ik oefen met de regels van het bezittelijk voornaamwoord

Sprechen

• Bekijk Redemittel Aufgabe 5 Seite 14 in het boek
  
• Je gaat in tweetallen dit gesprekje oefenen
  
• De oudste speelt de linker rol en de jongste de rechter
  
• Je oefent het gesprekje 2 keer (je wisselt dus van rol)
  
• Ik kies na de gesprekjes tweetallen uit om te oefenen
  

Grammatik

Je hebt bij Nederlands iets geleerd over zinsontleding.

Wat weet je hier nog van? (Denk aan de basis, niet te moeilijk)

onderwerp

persoonsvorm

lijdend voorwerp

Wie/wat +persoonsvorm?

Zin vragend maken of van tijd veranderen?

Wie/wat + persoonvorm + onderwerp?

Bezittelijk voornaamwoord

• zegt van wie iets of iemand is
• altijd gekoppeld aan een zelfstandignaamwoord
• het geslacht van het zelfstandige naamwoord bepaalt de uitgang van het bezittelijk voornaamwoord
  

• Weet jij een aantal voorbeelden in het Nederlands?
  

Geslacht

            M                      V                      O                    MV

 de/het=       der                    die                    das                die     

 een =            ein                    eine                  ein            keine    

    uitgang=        /                        e                      /                 e

Bezittelijk voornaamwoord

mijn	jouw	zijn	haar	onze	jullie	hun	uw
mein _	dein _	sein _	ihr _	unser _	euer _	ihr _	Ihr _

	M	V	O	MV
1.	/	e	/	e
4.	en	e	/	e

Stap 1: kolom

Stap 2: rij

Bezittelijk voornaamwoord

Bekijk de opdracht op blz. 13

We vullen samen het schema in.

Let op dat je de goede antwoorden opschrijft!!!

Onderwerp of lijdend voorwerp?

Heb je in de zin het lijdend voorwerp (4e)  gevonden?

Kijk dan altijd naar het geslacht van het woord!

Alleen bij mannelijke woorden krijg je +en

We gaan een paar vragen maken

Gebruik blz. 13 in je boek om te spieken

Stap 1: onderwerp of lijd. vw?

Stap 2: is het woord mannelijk?

Stap 3: Ja? +en

Log in met de code op het volgende scherm!

Ist das (vorm van "jullie") .....Vater (m)?

1. ihr
2. euer
3. eure
4. ihre

Das ist..... (vorm van "zijn")
Schwester (v).

1. sein
2. seine
3. seinen
4. ihr

Wir haben....(vorm van "ons") Pferd (o) verkauft.

1. wir
2. unsere
3. euer
4. unser

Aufgabe 4 auf Seite 13

Je werkt hierna zelfstandig verder aan je planning

Die Kinder essen ...... Nachtisch(m)    hun

on: die Kinder

lv: ......Nachtisch(m)

ihren