Ontwikkelingspsychologie deel 1 en 2
Hoe noem je de seksuele ontwikkelingsfase van de baby?
1 / 24
Onderdelen in deze les
Hoe noem je de seksuele ontwikkelingsfase van de baby?
Slide 1 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe kun je bij de dreumes en de peuter grenzen aangeven?
A
Afbakenen van een ruimte en regels geven
B
Pionnen neerzetten
C
Consequent zijn
D
Het beste kun je negeren
Slide 2 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat kun je doen tegen de groeipijnen van de peuter?
Slide 3 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de oog - handcoördinatie?
A
De peuter kan zijn ogen en handen aanwijzen
B
Het samenspel tussen de ogen en de handen
Slide 4 - Quizvraag
Samenspel of afstemming tussen ogen en handen
Kinderen kun je zindelijk maken?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quizvraag
het kind de sluitspieren kan beheersen
- het kind moet een verband kunnen leggen tussen de aandrang die het voelt en het poepen en plassen
- het kind moet zelf zindelijk willen worden
- het kind moet een verband kunnen leggen tussen de aandrang die het voelt en het poepen en plassen
- het kind moet zelf zindelijk willen worden
Welke voorwaarden zijn er voordat een kind zindelijk kan worden?
Slide 6 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Een schaduw onder het bed wordt een enge draak is een voorbeeld van:
A
Abstract denken
B
Animistisch denken
C
Concreet denken
D
Magisch denken
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Het kopje dat een kind laat vallen is stout, is een voorbeeld van
A
Abstract denken
B
Animistisch denken
C
Concreet denken
D
Magisch denken
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Concreet denken is:
A
Tastbaar, zichtbaar en je kunt er iets mee doen
B
Tastbaar, niet zichtbaar en je kunt er iets mee doen
C
Tastbaar, zichtbaar en je kunt er niets mee doen
D
Niet tastbaar, zichtbaar en je kunt er iets mee doen
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe kun je de taalontwikkeling stimuleren?
Slide 10 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
De morele ontwikkeling, het normbesef heeft te maken met:
A
Wat mag wel en wat mag niet
B
De vorming van het geweten
C
Het besef van goed en kwaad EN de vorming van het geweten
D
Normen en waarden
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Gelden de regels voor een peuter als de opvoeder weg is?
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat durft een veilig gehechte peuter?
Slide 13 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het verschil tussen egocentrisme en egoïsme?
Slide 14 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe kun je omgaan met de peuterpubertijd?
A
De peuter dwingen om te doen wat je van hem vraagt
B
De peuter voor straf op een stoel laten zitten
C
De peuter de deur uitzetten
D
De peuter keuzes aanbieden
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe ontstaan de angsten bij een peuter?
Slide 16 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe heet de seksuele ontwikkelingsfase van de peuter?
Slide 17 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 18 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Geef hier het antwoord op de vorige dia: Hoe heet deze vorm van spelen?
Slide 19 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 20 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Geef hier antwoord op de vraag van de vorige dia: hoe noem je deze tekening?
Slide 21 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is associatief spel?
A
Alleen spelen
B
Naast elkaar spelen
C
Spel ontstaat al doende
D
Ontdekken van het materiaal
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is exploratief spel?
A
Alleen spelen
B
Onderzoeken van materiaal en omgeving
C
Samenspelen op het klimrek
Slide 23 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
En nu ben ik goed voorbereid voor de toets
😒🙁😐🙂😃
Slide 24 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
