2 kgt BS 4 + 6 Voeding en vertering: de organen voor vertering

Thema 2 Voeding en vertering
2.4 Het verteringsstelsel & 2.6 De organen voor vertering
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Voeding en vertering
2.4 Het verteringsstelsel & 2.6 De organen voor vertering

Slide 1 - Tekstslide

Pak je spullen:
* poster
* pen + kleurtjes
* laptop --> lessonup

Slide 2 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
* herhalen bas 1 + 2
* uitleg bas 4 + 6 --> poster

Slide 3 - Tekstslide

Zijn het voedingsstoffen of voedingsmiddelen?
Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen
Chips
Vitaminen C
Brood
ei
Sla
Koolhydraten
Calcium
Yoghurt
Eiwitten
melk

Slide 4 - Sleepvraag

Zet de voedingsmiddelen op de juiste voedingsstoffen.
Brandstoffen
koolhydraten en vetten
Bouwstoffen
eiwitten en water
Beschermstoffen
vitaminen en mineralen

Slide 5 - Sleepvraag

leerdoelen vandaag

Slide 6 - Tekstslide

De organen voor vertering liggen voornamelijk in de romp.

Belangrijke organen voor vertering zijn de slokdarm, de maag, de lever, de dunne darm en de dikke darm.

Slide 7 - Tekstslide



snijtanden + hoektanden; bijt je stukken voedsel af
kiezen; fijnmalen van voedsel

Slide 8 - Tekstslide

speeksel, slokdarm, huig, strotklepje

Slide 9 - Tekstslide

Achter een brok voedsel knijpen de spieren samen.
Ze duwen het voedsel dan vooruit.

Dit noem je darmperistaltiek.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Je speekselklieren produceren speeksel (een verteringssap).
Speeksel maakt het inslikken van het voedsel gemakkelijker.

Met je tong duw je het voedsel van de mondholte naar de keelholte. Door te slikken wordt het voedsel in de slokdarm geduwd.


Slide 12 - Tekstslide

Bij het slikken wordt de neusholte afgesloten door de huig en de luchtpijpje met het strotklepje.
Het voedsel kan daardoor alleen de slokdarm in.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

maag
In de wand zitten maagsapklieren die maagsap produceren; maagsap bevat zoutzuur

Kringspieren en lengtespieren in de maagwand zorgen dat je maag altijd in beweging is --> mengen met maagsap

Slide 16 - Tekstslide

maag
maagportier: een kringspier die de maag afsluit van de twaalfvingerige darm

De maagportier laat telkens maar kleine hoeveelheden voedsel door naar de twaalfvingerige darm.
Hierdoor heeft de maag een functie als tijdelijke opslagplaats voor voedsel.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

twaalfvingerige darm

Via de maagportier komt het voedsel in de twaalfvingerige darm. 

In de twaalfvingerige darm komen de afvoerbuizen van de lever en de alvleesklier uit.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Gal is belangrijk voor de vertering van vetten.

Gal verdeelt grote druppels vet in kleinere druppeltjes.

Dit noem je emulgeren.

Slide 22 - Tekstslide

dunne darm
- bevat darmsapklieren die darmsap produceren
- de darmwand heeft veel darmplooien met darmvlokken (uitstulpingen): oppervlaktevergroting
- in de darmvlokken zitten bloedvaten
- voedingsstoffen kunnen door de darmwand heen naar de bloedvaten

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

dikke darm

- blinde darm met wormvormig aanhangsel (appendix)
- water wordt uit het voedsel gehaald
- laatste deel: endeldarm met een kringspier (anus)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

dikke darm
De dikke darm is ongeveer anderhalve meter lang.
In de dikke darm wordt water onttrokken uit de niet verteerde voedselresten. Het water gaat het bloed in.
Hierdoor wordt je ontlasting dikker.

Slide 27 - Tekstslide

Alles wat je eet en drinkt wordt door het darmkanaal voortgeduwd.
In de wand van het darmkanaal bevinden zich 2 soorten spieren:
- kringspieren
- lengtespieren

Deze spieren kunnen steeds samenknijpen.

Slide 28 - Tekstslide

--> verteringsklieren maken verteringssappen
--> enzymen: stoffen die het verteren van voedsel versnellen
verteringsklieren:
1. speekselklieren
2. maagsapklieren
3. lever
4. alvleesklier
5. darmsapklieren (dunne darm)
Verteringssappen:
1. speeksel
2. maagsap
3. gal
4. alvleessap
5. darmsap

Slide 29 - Tekstslide

Wat betekent verteren?
A
het afbreken van grote voedingsstoffen in kleinere stoffen
B
Het opbouwen tot grote voedingsstoffen
C
het toevoegen van verteringssappen

Slide 30 - Quizvraag

Hoe heet een voedingsmiddel na de vertering?
A
Verteringssap
B
Verteringsklier
C
Verteringsproduct
D
Verteringsstelsel

Slide 31 - Quizvraag

Welke voedingsstoffen hoef je niet te verteren?
A
water
B
mineralen
C
vitaminen
D
alle drie de antwoorden zijn juist

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het nut van kauwen?
A
voedingsstoffen opnemen
B
oppervlakte vergroten
C
kaakspieren versterken

Slide 33 - Quizvraag

6. Hoektanden zijn puntiger dan snijtanden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Waardoor ontstaan de peristaltische bewegingen van de darmen?
A
Lengtespieren
B
Kringspieren
C
Lengte- en kringspieren

Slide 35 - Quizvraag

mondholte
speekselklieren
slokdarm
lever
maag
alvleesklier
12-vingerige darm
dikke darm
dunne darm
endeldarm
anus

Slide 36 - Sleepvraag

Zet de organen van
het verteringsstelsel
in de juiste volgorde. 
Dunne darm
Slokdarm
Endeldarm
Dikke darm
Twaalfvingerige
darm
Maag

Slide 37 - Sleepvraag

Slide 38 - Video

leerdoelen vandaag

Slide 39 - Tekstslide