Oefenen constructies

Oefenen constructies
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefenen constructies

Slide 1 - Tekstslide

Wel een constructie
Geen Constructie

Slide 2 - Sleepvraag

Maak de zinnen af met de juiste woorden
1. Een speeltoestel bestaat uit meer .... 
2. Dat noem je een ....
3. Daarin zie je vaak de sterke vorm van een ....
balken
delen
bouwwerk
constructie
vierkant
driehoek

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is het, een onderdeel of constructie?:
buis
paal
glijbaan
wiebelbrug
constructie
onderdeel
constructie
onderdeel
onderdeel
onderdeel
constructie
constructie

Slide 4 - Sleepvraag

Welke van deze woorden kende je al? Sleep ze naar het juiste vak.
de introductie
de woordenschat
terugblikken en vooruitkijken
Ja, dit woord ken ik al.
Nee, dit woord ken ik nog niet.
de constructie
simuleren
essentieel
waarschijnlijk
aangenaam
bij gebrek aan
omringd door
bijdragen aan
continu
het imago

Slide 5 - Sleepvraag

Wat voor constructie zie je hier?
A
Piramideconstructie
B
Driehoekconstructie

Slide 6 - Quizvraag

een driehoekconstructie is ....... dan een vierkantconstructie
A
sterker
B
zwakker

Slide 7 - Quizvraag

Trekkracht en drukkracht zijn materiaaleigenschappen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Welke uitspraak over een vaste verbinding klopt WEL?
A
Deze verbinding kun je makkelijk uit elkaar halen
B
Twee delen worden aan elkaar verbonden met lijm, cement of gesoldeerd.

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent het profiel?
A
de kleur van het materiaal
B
de vorm van het materiaal
C
de omvang van het materiaal
D
het gewicht van het materiaal

Slide 10 - Quizvraag

De auto
A
wel een constructie
B
geen constructie

Slide 11 - Quizvraag

De tent
A
wel een constructie
B
geen constructie

Slide 12 - Quizvraag

De steen
A
wel een constructie
B
geen constructie

Slide 13 - Quizvraag

De spijker
A
wel een constructie
B
geen constructie

Slide 14 - Quizvraag

Tentstokken
A
vaste verbinding
B
beweegbare verbinding

Slide 15 - Quizvraag

De stoel waar je op zit
A
vaste verbinding
B
beweegbare verbinding

Slide 16 - Quizvraag

Een trap heeft vooral een grote
A
duwsterkte
B
treksterkte

Slide 17 - Quizvraag

Een kabel van een hijskraan heeft vooral een grote
A
duwsterkte
B
treksterkte

Slide 18 - Quizvraag