woensdag 9 april

Woensdag 9 april 2025
09.15 uur 10.00 uur   Boek lezen + jeugdjournaal
12.35 - 13.05 uur PAUZE
10.00- 10.45 uur  LOPENDE BAND
13.05 - 13.50 uur DICTEE
10.45 - 11.05 uur   PAUZE
13.50 - 14.35 uur  NT2M  Taal COmpleet met mevrouw Astrid
11.05- 11.50  uur  
11.50 - 12.35 uur REKENEN
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woensdag 9 april 2025
09.15 uur 10.00 uur   Boek lezen + jeugdjournaal
12.35 - 13.05 uur PAUZE
10.00- 10.45 uur  LOPENDE BAND
13.05 - 13.50 uur DICTEE
10.45 - 11.05 uur   PAUZE
13.50 - 14.35 uur  NT2M  Taal COmpleet met mevrouw Astrid
11.05- 11.50  uur  
11.50 - 12.35 uur REKENEN

Slide 1 - Tekstslide

BOEK LEZEN en Jeugdjournaal
Wat heb je gezien, wat heb je onthouden?

Slide 2 - Tekstslide

LOPENDE BAND
Hoe goed kun je onthouden?
Jullie krijgen 10 voorwerpen te zien. Één voor één laat de docent ze zien. Daarna krijgen jullie 1,5 minuten om de voorwerpen op te schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Pauze
  • Waar is de pauze?
  • Wat mag wel en wat mag niet in de pauze?
  • Waar mag je buiten zijn in de pauze? 

Slide 4 - Tekstslide

Les 21 Eenvoudige basisgrammatica :
Trappen van vergelijking

Slide 5 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 6 - Tekstslide

Dik, dikker, het dikst
  • Deze man is dik.
  • Die man is dikker.
  • Die man is het dikst

Slide 7 - Tekstslide

Klein, kleiner, het kleinst
  • De pop is klein.
  • Deze pop is kleiner.
  • Die pop is het kleinst.

Slide 8 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
  • groot - groter - het grootst
  • lief - liever - het liefst
  • vies - viezer - het viest 

Bijvoorbeeld:
  • Ik vind pizza vies; ik vind patat viezer; ik vind brood het viest.

Slide 9 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
  • Bij vergelijken gebruik je vaak het woordje dan

  • Goud is duurder dan zilver.
  • Hij is ouder dan zijn broer.
  • Amsterdam is verder dan Texel.

Slide 10 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
  • Wat vind je beter? Met de trein of met de bus?
  • Wat heb je liever? Een appel of een peer?
  • Wat is meer? Dertig of zeventig?
  • Wat kost minder? Een laptop of een brood?

Slide 11 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Onregelmatig:
  • goed - beter - het best
  • graag - liever - het liefst
  • veel - meer - het meest
  • weinig - minder - het minst

Slide 12 - Tekstslide

Parijs is ver.

Madrid is .................. Parijs
A
graag
B
verder dan
C
mooier dan
D
duurder dan

Slide 13 - Quizvraag

duur

Goud is ................... zilver
A
duurder dan
B
liever dan
C
kleiner dan
D
goedkoper dan

Slide 14 - Quizvraag

graag
Ik heb ................. appels dan peren.
A
dikker
B
mooi
C
graag
D
liever

Slide 15 - Quizvraag

veel

De man heeft veel geld.
Het meisje heeft ....... geld.
A
meer
B
minst
C
minder
D
beter

Slide 16 - Quizvraag

duur

Groente wordt steeds ..................

Slide 17 - Open vraag

duur

Groente wordt steeds duurder.
Eieren zijn het .........................

Slide 18 - Open vraag

Trappen van vergelijking
Onregelmatig:
  • goed - beter - het best
  • graag - liever - het liefst
  • veel - meer - het meest
  • weinig - minder - het minst

Slide 19 - Tekstslide

graag

Wat heb je ...............?
Koffie of thee?

Slide 20 - Open vraag

veel
Ik hou veel van pizza.
Ik hou meer van patat.
Maar ik hou het ................ van ijs.

Slide 21 - Open vraag

Werkblad

Slide 22 - Tekstslide

Werkblad

Slide 23 - Tekstslide

REKENEN
MENEER ANTOON

Slide 24 - Tekstslide

Pauze
  • Waar is de pauze?
  • Wat mag wel en wat mag niet in de pauze?
  • Waar mag je buiten zijn in de pauze? 

Slide 25 - Tekstslide

DICTEE 3.1
Ik heb een mail gekregen van mijn zus over de vakantie.
Hij is boos, omdat de kinderen niet luisteren.
Je moet naar je werk bellen, als je ziek bent.
We gaan niet naar buiten, omdat het hard waait.
We brengen de auto naar de garage, omdat we binnenkort op vakantie gaan.
Ik heb geprobeerd de opdracht zelf te maken, maar ik heb hulp nodig.
Ze moet wennen, omdat ze voor het eerst naar school gaat.
Wil je me bellen, als je thuis bent?





Slide 26 - Tekstslide

TAALCOMPLEET
taal compleet 
THEMA 3 KINDEREN

Slide 27 - Tekstslide