In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Een artikel schrijven
Slide 1 - Tekstslide
DOELEN
Aan het einde van de les
- weet je hoe je een artikel moet schrijven
- kun je een artikel schrijven
Slide 2 - Tekstslide
Een artikel schrijven
In een informatief artikel geef je de lezer informatie
over een bepaald onderwerp
Slide 3 - Tekstslide
Waar lees je artikelen?
Slide 4 - Woordweb
Aan welke eisen moet een artikel voldoen?
Slide 5 - Woordweb
Bekijk het
filmpje over
een artikel schrijven
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
In de inleiding noem je het onderwerp van het artikel.
Zo schrijf je een artikel
Daarnaast kun je:
- de aanleiding vertellen (waarom je over het onderwerp schrijft, bijvoorbeeld: Tijdens de les Nederlands op maandag ... bespraken we met de klas ...)
- een voorbeeld geven van het onderwerp.
- een kort, grappig verhaaltje (anekdote) vertellen over het onderwerp.
- een vraag of vragen stellen die je in de tekst gaat beantwoorden.
Slide 8 - Tekstslide
Lees hierboven het begin van een artikel dat gaat over kindersloten die je op apparatuur kunt bevestigen.
Slide 9 - Tekstslide
In het middenstuk behandel je het onderwerp van het artikel. In dit deel van de tekst staan de meeste elementen van de opdracht.
Schrijf over elk deelonderwerp één alinea.
Zo schrijf je een artikel
Schrijf de belangrijkste informatie over het deelonderwerp in de eerste zin. Ga op dezelfde regel verder en geef in de rest van de alinea voorbeelden of uitleg bij het deelonderwerp.
Je tekst wordt duidelijker als je in de eerste zin van een alinea
een signaalwoord gebruikt, zoals ook, ten tweede, bovendien.
Slide 10 - Tekstslide
In het slot kun je:
Zo schrijf je een artikel
- de deelonderwerpen samenvatten.
- vertellen wat er in de toekomst
waarschijnlijk nog gaat gebeuren (toekomstverwachting).
- een conclusie trekken.
- een advies geven.
- een antwoord geven op de vraag/vragen die je in de inleiding hebt gesteld.
Je kunt in het slot een signaalwoord gebruiken, zoals dus, kortom, dat betekent.
Slide 11 - Tekstslide
Het is aan te raden eerst een schrijfplan te maken voordat je een artikel gaat schrijven
Zo schrijf je een artikel
Verder:
- Zorg je voor een passende titel.
- Schrijf je een artikel van minimaal 100 woorden.
- Gebruik je een logische volgorde.
- Zorg je voor samenhang in de tekst.
- Zorg je voor passend taalgebruik.
- Vermeld je jouw voor- en achternaam (en klas) onder het artikel.
Slide 12 - Tekstslide
Stappenplan
Slide 13 - Tekstslide
Klaar? Laatste check!
Controleer de inhoud: heb je alle informatie goed in de tekst staan?
Controleer het taalgebruik: kijk alle woorden en zinnen goed na en verbeter eventuele spelfouten. Gebruik een woordenboek als je niet weet hoe je een woord moet spellen. Let ook op leestekens.
Controleer de conventies (regels): zorg dat de indeling klopt en de tekst er verzorgd uitziet (witregels).
Slide 14 - Tekstslide
is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief
Slide 15 - Quizvraag
Een artikel heeft altijd een titel.
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Een artikel bestaat uit
A
inleiding, middenstuk
B
Slot, titel, middenstuk
C
handtekening, inleiding, middenstuk, slot
D
inleiding, middenstuk ,slot
Slide 17 - Quizvraag
Als je een artikel schrijft...
A
Heeft iedere alinea een kernzin.
B
Heeft iedere alinea een tussenkopje.
C
Start het artikel altijd met een vraag.
D
Is de titel gelijk aan het onderwerp.
Slide 18 - Quizvraag
Hoe kun je het artikel beginnen?
A
Lieve kindertjes,
B
Mijn naam is...
C
Geachte leerlingen...
D
Hallo
Slide 19 - Quizvraag
Onder een artikel zet je altijd:
A
slotformule
B
je eigen naam (en klas)
C
groetjes,
D
bedankt
Slide 20 - Quizvraag
Waarom moet je een naam onder het artikel schrijven?
A
Het is een persoonlijke tekst
B
Het is een e-mail
C
Het is een nieuwbericht
D
Het is een brief namens je familie
Slide 21 - Quizvraag
Opbouw van een artikel
Plaats boven je artikel een passende titel
In de inleiding staat de aanleiding van je artikel: waarom je het artikel schrijft
In het middenstuk (kern) staat de meeste informatie (wat, waarom, waarover..)
In het slot staat wat je hoopt te bereiken met het artikel
Zet je voor- en achternaam onder het artikel
Al deze onderdelen zijn losse alinea's!
Slide 22 - Tekstslide
Beoordeling artikel
inhoud --> 6 punten
taalgebruik --> 5 punten
conventies (regels) --> 2 punten
Slide 23 - Tekstslide
En nu? Je gaat oefenen met taalgebruik.
Je leest de theorie van blz. 28.
Je maakt van blz. 29 opdracht 1, 2 en 4.
Je leest de theorie van blz. 30.
Je maakt van blz. 31 opdracht 3 en 4.
Je leest de theorie van blz. 32.
Je maakt van blz. 32 opdracht 1 en 2.
Wil je je eerder geschreven artikel bespreken? Dan mag je even bij mij langskomen.