hulpww (modals) must,have(got),should

lesson 1 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

lesson 1 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Startklaar
Ik heb mijn laptop bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak
Ik eet en drink niet in de klas


Slide 3 - Tekstslide

Les Doel
Na de les ken je de hulpwerkwoorden:
Should - zou moeten
Must - moeten
Have (got) to - moeten

En hoe je deze kan toepassen

Slide 4 - Tekstslide



Slide 5 - Tekstslide

Should
Should = to give or ask for advice. 
                       = je geeft of vraagt om advies


For instance:
                   Sarah shouldn't smoke so much.
When you go to Berlin, you should visit the palaces in Potsdam.

Slide 6 - Tekstslide

should
I shouldn't have eaten that lego block!

SHOULD =  advies aan iemand geven
  • Iets wat je zou moeten doen
  • Iets wat je niet zou moeten doen

Slide 7 - Tekstslide

Must

To express necessity 

Je geeft aan dat het noodzakelijk is


for instance:

You must have a valid ticket in order to enter.
I must finish this essay today. I’m going out tomorrow.

Slide 8 - Tekstslide

MUST
You must not swim in this lake. It is dangerous. 

Must (not) = Jij vindt dat iets (NIET) MOET

Slide 9 - Tekstslide

Have to

Talk about rules and orders coming from others. 

Het zijn regels/wetten die andere mensen/overheid je opleggen



Mum says I have to do the dishes.
I have to finish this essay today. We have to hand them in tomorrow

Slide 10 - Tekstslide

HAVE TO
You have to wear a seatbelt.
HAVE TO =Iets wat verplicht is (door iets/iemand anders: wet)

Slide 11 - Tekstslide

DON'T HAVE TO
You don't have to wear a uniform.

don't have to = Iets hoeft niet.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Harry ...... watch romantic comedies. It is not good for his age.
A
must
B
has to
C
should not

Slide 14 - Quizvraag

You ...... study for your test tomorrow.
A
have to
B
should
C
must

Slide 15 - Quizvraag

You ...... score 60 points to pass the test.
A
mustn't
B
should
C
shouldn't
D
have to

Slide 16 - Quizvraag

I ...... work harder if I want to get a good score.
A
must
B
mustn't
C
have to
D
don't have to

Slide 17 - Quizvraag

You ...(zou moeten) look at me when I am talking to you.
A
must
B
should
C
have to

Slide 18 - Quizvraag

I was using my pencil a minute ago. It ..... (moet) be here somewhere!
A
should
B
have to
C
must

Slide 19 - Quizvraag

You really ..... (moet niet) be late again
A
must not
B
don't have to be
C
shouldn't

Slide 20 - Quizvraag

You .....(zou niet moeten) forget your suncream. It’s going to be very hot today!
A
don't have to
B
mustn't
C
shouldn't

Slide 21 - Quizvraag

You ………(zou moeten)speak to your brother and try to solve that problem.
A
must
B
should
C
have to
D
don't have to

Slide 22 - Quizvraag

Task
 Oefeningen 57 B, 58 a, b, 59 a, b en C
klaar: doe oefening 60 en 61

Slide 23 - Tekstslide