Woche 49

A2a Duits, Woche 49
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 160 min

Onderdelen in deze les

A2a Duits, Woche 49

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Beginopdracht

Slide 3 - Tekstslide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Uitval
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
HW nakijken
Start Lektion 7
LOGO oefenen
Montag (40 Min.)

Beginopdracht
Start Lektion 6

Slide 4 - Tekstslide

Lektion 6
KB S. 38-39 (1-5)
AB S. 48-50 (1-8)

Slide 5 - Tekstslide

Modalverben
Modaal werkwoord = daar moet nog een heel werkwoord achter, anders is je zin niet compleet.
Die infinitief (= heel werkwoord) komt dan altijd 
aan het einde van de zin.
Simon möchte einen Film schauen // Laura möchte heute klettern

Je kent nu al: möchten
Daar komt nu bij: müssen

Slide 6 - Tekstslide

müssen
Haal de betekenis & vormen uit het verhaaltje en schrijf ze in een tabel op: 

"Hey Laura! Ich muss heute zur 1. Stunde in die Schule. Musst du heute auch um halb 9 anfangen?" 
"Nein, wir müssen heute erst zur 2. Stunde kommen. Herr Meyer muss zum Zahnarzt." 
"Toll! Oder müsst ihr zu Hause dann extra Hausaufgaben machen?" 
"Nein, zum Glück gibt es die Regel, dass Schüler so was nicht machen müssen."

Slide 7 - Tekstslide

müssen
Opvallend: 
- ich en er/sie/es zijn
hetzelfde 

- klinkerverandering
bij de enkelvoudsvormen 
ich
muss [moes]
du
musst [moest]
er/sie/es
muss [moes]
wir
müssen [muussen]
ihr
müsst [muust]
sie/Sie
müssen [muussen]

Slide 8 - Tekstslide

An die Arbeit


AB Aufgabe 1-8
S. 48-50

Tot de timer afgaat in stilte werken 
(= niet met elkaar/mij communiceren)

Slide 9 - Tekstslide

Lektion 6
KB S. 39-41 (6-12)
AB S. 50-53 (9-17)

Slide 10 - Tekstslide

Präpositionen
am = geeft een moment op de dag aan (= Tageszeit)
Bijvoorbeeld: am Morgen, am Vormittag, am Mittag, am Nachmittag, am Abend.
De enige uitzondering is: in der Nacht

um = geeft een specifieke tijd/tijdstip aan (= Uhrzeit)
Bijvoorbeeld: um 16 Uhr, um halb neun.

Slide 11 - Tekstslide

Modalverben
Modaal werkwoord = daar moet nog een heel werkwoord achter, anders is je zin niet compleet.
Die infinitief (= heel werkwoord) komt dan altijd 
aan het einde van de zin.

Je kent nu al: möchten (= zou graag willen), müssen (= moeten)
Daar komt nu bij: können (= kunnen)

Slide 12 - Tekstslide

können
Haal de betekenis & vormen uit het verhaaltje en schrijf ze in een tabel op: 

"Hey Laura! Ich kann heute leider nicht zum Lernen zu dir und Simon kommen. Kannst du morgen auch?" 
"Nein, aber übermorgen können wir schon. Simon kann morgen nicht, weil er Klettertraining hat."
"Okay! Könnt ihr um 16 Uhr?" 
"Ja gerne! Und meine Eltern können dich abends wieder nach Hause fahren."

Slide 13 - Tekstslide

können
ich
kann
du
kannst
er/sie/es
kann
wir
können
ihr
könnt
sie/Sie
können

Slide 14 - Tekstslide

Lektion 7
KB S. 47-48 (1-2)
AB S. 58 (1-3)

Slide 15 - Tekstslide

Hausaufgaben für Freitag
- Maken:

- Leren: 



Slide 16 - Tekstslide

Hausaufgaben für Montag
- Maken: 

- Leren: 



Slide 17 - Tekstslide