Intro 2HV - Cours 2

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui, c'est le ...

Slide 2 - Tekstslide

Programme - Cours 2
  • Table des matières (p. 4/5) / Au travail & le français en classe (p. 6/7)
  • Grammaire (p. 161) / Phrases-clés (p. 167)

Chapitre 0 – On y va (p. 8)
  • La répétition: les couleurs et les nombres & les verbes
  • Seul (alleen) : exercices 4, 5, 6b, 8, 9, 10bc, 11a, 12ab
  • Ensemble (samen): exercices 5d, 6a, 10a

Slide 3 - Tekstslide

Les couleurs & les nombres
La répétition

Slide 4 - Tekstslide

Les couleurs

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

ta - préférée - quelle - couleur - est?

Slide 7 - Open vraag

Quelle est cette couleur ?
A
rose
B
rouge
C
blanc
D
violet

Slide 8 - Quizvraag

Quelle est cette couleur ?
A
bleu
B
blanc
C
beige
D
noir

Slide 9 - Quizvraag

Quelle est cette couleur?

A
blanc
B
orange
C
violet
D
rose

Slide 10 - Quizvraag

C'est la couleur de la banane

Slide 11 - Open vraag

Les nombres
Hoe zat het ook alweer?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Een Franse zin bestaat uit:
- onderwerp
-werkwoorden
- overige woorden (lv/mw)

Slide 14 - Tekstslide

Onderwerp=...?

Slide 15 - Tekstslide

Jij=
A
Je
B
Tu
C
Il
D
Elle

Slide 16 - Quizvraag

Jullie=
A
Tu
B
Nous
C
Vous
D
Ils

Slide 17 - Quizvraag

Zij= (m.mv)
A
Il
B
Elle
C
Ils
D
Elles

Slide 18 - Quizvraag

LE VERBE FRANCAIS

Slide 19 - Tekstslide

Welke Frans werkwoorden ken je nog van jaar 1?

Slide 20 - Woordweb

Les verbes réguliers
  • werkwoorden op -er
Les verbes irréguliers
  • être
  • avoir
  • aller
  • faire

Slide 21 - Tekstslide

Les verbes réguliers
  • werkwoorden op -er
  • werkwoorden op -ir
  • werkwoorden op -re
Les verbes irréguliers
  • être
  • avoir
  • aller
  • faire
  • pouvoir (kunnen)
  • vouloir (willen)
  • prendre (nemen)
  • venir (komen)

Slide 22 - Tekstslide

AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :
stopwatch
00:00

Slide 23 - Tekstslide

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 24 - Sleepvraag

Slide 25 - Tekstslide

Het is
A
est
B
c'est
C
c'es
D
ce sont

Slide 26 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
tu (regarder) ____________
A
regarde
B
regardes
C
regardons
D
regardent

Slide 27 - Quizvraag

Hoe vervoeg je het werkwoord 'oublier': nous .....?

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

vous faites
je fais
il fait
ils font
on fait
tu fais
men doet/maakt
Léa en Marc doen/maken
ik doe/maak
jullie doen/maken
jij doet/maakt
hij doet/maakt

Slide 31 - Sleepvraag

Programme - Cours 2
  • Table des matières (p. 4/5) / Au travail & le français en classe (p. 6/7)
  • Grammaire (p. 161) / Phrases-clés (p. 167)

Chapitre 0 – On y va (p. 8)
  • La répétition: les couleurs et les nombres & les verbes
  • Seul (alleen) : exercices 4, 5, 6b, 8, 9, 10bc, 11a, 12ab
  • Ensemble (samen): exercices 5d, 6a, 10a

Slide 32 - Tekstslide