2h 32.Stunde 22

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 2 - Tekstslide

5 Minuten Lernzeit
1. Dein Handy kommt in die Tasche

2. Setzt dich auf deinen Platz

3. Pak deinen Arbeitsbuch
                                                                      
                                              In Ruhe lernen/ lesen

Slide 3 - Tekstslide

timer
5:00
      K4: L4+5

Slide 4 - Tekstslide

Übersetze auf Deutsch

1. De moeder heeft een appel (= Apfel (m.) voor haar kind.


2. Zijn zus wacht (= warten) om de hoek ( =Ecke).


3. Onze ouders wandelen( = wandern) door het bos 

                                                                                             ( =Wald.(m).

4. Spelen jullie morgen tegen jullie vrienden.

Slide 5 - Tekstslide

Finde die Fehler

1. Der Lehrerin gibt der Klassen Hausaufgaben (mv) auf.

2. Kannst du seinem Schwester das Adresse geben?

3. Unsere Lehrer erzählen interessante Geschichten.

4. Die Schüler sucht den Fehlern.

Slide 6 - Tekstslide

Lernziel
  • Du verstehst Lestexte und Hörfragmenten und kannst Fragen dazu beantworten
  • Du kennst das Schulsystem in Deutschland 



Slide 7 - Tekstslide

Programm


  •  Grammatik wiederholen
  • Aufgaben machen ( im UG/ selbständig)
  • SO besprechen
  • Extra:  Fälle (naamvallen) wiederholen


  • HA

Slide 8 - Tekstslide

An die Arbeit
  • Kapitel 4 Lektion 4:
  • S. 31/ Nr. 1,2,3,5,


timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link

Toetsen in Periode 3
Woche :    
  • week :   SO - K4 ( L1- L3 + RM:3+ GR)
  • week     SO - K4 ( L4- L6 + RM: 6+ GR)
  • week     SO - K5 ( L1- L3 + RM:3+ GR)
  • week     Toets : Grammatik ( Basis) + WS : K5+ K6
  •  toetsweek  : Lesen

Slide 13 - Tekstslide

Wie sagt man das auf Deutsch?
1. Verben konjugieren: haben/ sein/ kommen / wohnen / arbeiten / finden  /  müssen /  wissen / mögen / dürfen
2.  Tage / Monate / Zahlen auf Deutsch
3. Stell dich auf Deutsch vor: Familie / Lieblingskleider/ Schule...
4. Wie übersetzt man : jullie ouders, zijn zus, onze broer, haar jas
5. beschrijf het uiterlijk en karakter van je buurman/-vrouw

Slide 14 - Tekstslide

Aufgaben machen/besprechen

L2:

   S. / Nr. 1,6,7,8 besprechen


S.21/Nr. 9-12 machen
( Nr. 12: schriftelijk 8 vragen noteren.)




L3:
S. 25/ NR. 1,2,4,5, 7 ( Präsentation)

Slide 15 - Tekstslide

Aufgaben machen

  • L4: S. 31/ Nr. 1,2 machen


  • Grammatik üben




timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Welke voorzetsels verlangen de 4e naamval?

Slide 17 - Open vraag

Welke naamval hoort bij het voorzetsel?Morgen komme ich ohne ........ (mijn) Mutter nach Berlin.
A
1 e naamval
B
3e naamval
C
2e naamval
D
4e naamval

Slide 18 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:
Morgen komme ich ohne ........ (mijn) Mutter nach Berlin.
A
meiner
B
meinen
C
meine
D
meinem

Slide 19 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:
Sie will lieber gegen…. ( haar) Freund(m.) spielen.
A
ihr
B
ihre
C
ihren
D
ihrem

Slide 20 - Quizvraag

Ergänze:
( Tegen ) wen hast du gespielt?

Slide 21 - Open vraag

Ich habe ein Geschenk
( voor zijn )Schwester (v.).

Slide 22 - Open vraag

3. Ich gehe nicht ( zonder mijn) Freunde (mv) weg.

Slide 23 - Open vraag

4. Der Vater gibt seinem Sohn
( geen) Taschengeld (o).

Slide 24 - Open vraag

4. Die Schülerin macht sich Sorgen
( om haar) Noten (mv.)

Slide 25 - Open vraag

Hausaufgabe
  • Lernen: L1 + L2
  • Machen: Nr. 6-9 fertig machen

Slide 26 - Tekstslide