herhaling thema 5

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 5 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

herhaling thema 5

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slakkenhuis
Basilair membraan
Gaat trillen, afhankelijk van de toonhoogte
De trilling van het basilair membraan wordt aan de zintuigcellen doorgegeven.
Wat doen zintuigcellen?

Slide 4 - Tekstslide

Toonhoogte
Geluid zijn trillingen.
Hoge tonen: Veel trillingen: Trommelvlies trilt snel
Lage tonen: Weinig trillingen: Trommelvlies trilt rustig
Frequentie (hz)


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Volume
amplitude 
Hoe hard is het geluid?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Zenuwstelsel

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Alvleesklier -> eilandjes van Langerhans

Slide 18 - Tekstslide

Regeling glucose gehalte
  • Onder invloed van insuline wordt glucose in de spier en levercellen omgezet in glycogeen
  • Hierdoor daalt de bloedsuikerspiegel. 
  • Onder invloed van glucagon wordt glycogeen omgezet in glucose
  • Hierdoor stijgt de bloedsuikerspiegel. 
  • Dit proces van bijsturen noem je terugkoppeling (feedback)

Slide 19 - Tekstslide

Reageren
Zintuigen reageren op prikkels door impulsen naar de hersenen te sturen.

Bij het reageren sturen de hersenen een impuls naar de spieren.  Dit noem je een respons

Slide 20 - Tekstslide

Respons ( reageren op prikkels)
Haas krijgt prikkels uit de omgeving: ziet, hoort of ruikt dat er iets dichtbij komt. 

Slide 21 - Tekstslide

Verschillende soorten prikkels
Er bestaan verschillende soorten prikkels. 

prikkel die in het lichaam ontstaat = inwendige prikkel.

prikkels komen van buiten het lichaam = uitwendige prikkel. Deze neem je waar via je zintuigen.

Slide 22 - Tekstslide

Motivatie
Motivatie = de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag. 

Als je veel hebt gegeten, is je motivatie om te eten laag. 
De prikkel "ruiken van friet" leidt dan niet tot eetgedrag. 
Bij honger is je motivatie om te eten hoog. 
Dan leidt de prikkel wel tot een respons. 

Slide 23 - Tekstslide

Observatie en interpretatie
Het feitelijke gedrag dat je waarneemt = observatie.


Wat jij DENKT dat dit gedrag betekent = interpretatie

Slide 24 - Tekstslide