Kostensoorten en duurzaam ondernemen

Kosten, opbrengsten en externe effecten
1 / 40
volgende
Slide 1: Woordweb
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Kosten, opbrengsten en externe effecten

Slide 1 - Woordweb

programma
intro en activering voor kennis:
  1. lesdoelen
  2. uitleg en herhaling thema kosten en opbrengsten
onderwerp externe effecten
zelfstandig aan de slag: maken opdracht ... tevens huiswerk

Einde les

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen
  • je kunt het verschil uitleggen tussen progressieve, degressieve en proportionele variabele kosten
  • je weet wat constante kosten zijn, en je  kunt verschillende voorbeelden van constante kosten noemen
  • je kunt de gvk en gck berekenen, en je begrijpt hoe deze kosten zich ontwikkelen als q stijgt
  • je begrijpt wat het break-even punt, de break-even afzet en omzet is 
  • je begrijpt hoe je de Totale winst kunt berekenen
  • Je kunt een kostenformule opzetten
  • Je weet wat externe effecten zijn, wat maatschappelijke kosten zijn en hoe deze geïnternaliseerd kunnen worden

Slide 3 - Tekstslide

Kosten
constante kosten: onafhankelijk van productie
TCK = 100.000 
GCK = 100.000 / q
variabele kosten: afhankelijk van productie
TVK = 20q 
GVK = 20q / q = 20
totale kosten = totale variabele kosten + totale constante kosten
TK = TVK + TCK
TK = 20q + 100.000
GCK?
GCK = 20 + 100.000 / q

Slide 4 - Tekstslide

variabele kosten
constante kosten
inkoopwaarde van de omzet
huurkosten
afschrijvingskosten
loonkosten
interestkosten
reclamekosten

Slide 5 - Sleepvraag

Variabele kosten
3 varianten:
  • proportioneel 
    als q toeneemt met 10%, neemt TVK toe met 10%
  • degressief 
    als q toeneemt met 10%, neemt TVK toe met < 10%
  • progressief
    als q toeneemt met 10%, neemt TVK toe met > 10%

Slide 6 - Tekstslide

Bij welke beschrijving past deze grafiek?
A
geen constante kosten, proportioneel variabele kosten
B
constante kosten, progressief variabele kosten
C
constante kosten, proportioneel variabele kosten
D
geen constante kosten, degressief variabele kosten

Slide 7 - Quizvraag

TK = 5q2+500. De gemiddelde variabele kosten bij 20 stuks zijn:
A
€25
B
€100
C
€125
D
€400

Slide 8 - Quizvraag

In welke grafiek is geen sprake van proportioneel variabele kosten?
A
B
C
D

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een mogelijke oorzaak van progressief variabele kosten?
A
hogere arbeidsproductiviteit
B
uitbreiding productiecapaciteit
C
efficiënte arbeidsverdeling
D
werknemers krijgen overuren dubbel uitbetaald

Slide 10 - Quizvraag

Gegeven is de kostenfunctie:
TK = 134q + 123.000.
Er is hier sprake van:
A
alleen constante kosten
B
degressief variabele kosten
C
proportioneel variabele kosten
D
progressief variabele kosten

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een mogelijke oorzaak van degressief variabele kosten?
A
werknemers werken sneller bij grotere productie
B
overwerk wordt dubbel betaald
C
werknemers lopen elkaar in de weg op de werkvloer
D
korting bij grote bestellingen leveranciers

Slide 12 - Quizvraag

In welke situatie spreken we van degressief variabele kosten?
A
TK = 34q + 180.000
B
C
MK < GVK
D

Slide 13 - Quizvraag

Bereken de TCK. Ga uit van proportioneel variabele kosten (antwoord zonder € teken, puntjes, etc.)
tip: bereken eerst de GVK

Slide 14 - Open vraag

G -> gemiddelde
Als er in een kostenfunctie een 'G' wordt gebruikt dan duidt dat op GEMIDDELDE
Het gaat dan om de gemiddelde kosten per product, je deelt dus door q (is afzet)
-  GTK = gemiddelde totale kosten = TK/q 
- GVK = gemiddelde variabele kosten = TVK /q
- GCK = gemiddelde constante kosten = CK /q

Slide 15 - Tekstslide

GVK = 680 + 0,02q
De gemiddeld variabele kosten zijn
A
proportioneel
B
progressief
C
degressief
D
een combinatie: progressief+degressief

Slide 16 - Quizvraag

Koppel de afkorting aan de formule.
TVK / q
TO - TK
GVK + GCK
P x q
TO =
TW =
GTK = 
GVK =

Slide 17 - Sleepvraag

TK = 20q + 3500
Hoeveel bedraagt de GVK en hoeveel bedraagt de TCK?
A
GVK = 3500 en TCK = 20
B
GVK = 20 en GCK = 3500
C
GVK = 20 en TCK = 3500

Slide 18 - Quizvraag

Variabele kosten
Constante kosten
Totale kosten
Oranje
Blauw
Groen

Slide 19 - Sleepvraag

Taxibedrijf Snel ter Plaatse heeft de volgende gegevens verzameld:
- de totale constante kosten bedragen € 5.500 per maand.
- de variabele kosten zijn € 0,60 per betaalde taxikilometer.
- de prijs voor een taxirit is € 1,70 per kilometer.
Als Snel ter Plaatse 100 betaalde kilometers extra per jaar rijdt, dan zullen de totale constante kosten......

A
gelijk blijven
B
dalen
C
stijgen
D
progressief groeien

Slide 20 - Quizvraag

Taxibedrijf Snel ter Plaatse heeft de volgende gegevens verzameld:
- de totale constante kosten bedragen € 5.500 per maand.
- de variabele kosten zijn € 0,60 per betaalde taxikilometer.
- de prijs voor een taxirit is € 1,70 per kilometer.
Als Snel ter Plaatse 100 betaalde kilometers extra per jaar rijdt, dan zullen de gemiddelde totale constante kosten ......

A
gelijk blijven
B
dalen
C
stijgen
D
geen van van allen

Slide 21 - Quizvraag

Taxibedrijf Snel ter Plaatse heeft de volgende gegevens verzameld:
- de totale constante kosten bedragen € 5.500 per maand.
- de variabele kosten zijn € 0,60 per betaalde taxikilometer.
- de prijs voor een taxirit is € 1,70 per kilometer.
Als Snel ter Plaatse 100 betaalde kilometers extra per jaar rijdt, dan zullen de gemiddelde variabele kosten.....

A
gelijk blijven
B
dalen
C
stijgen
D
geen van allen

Slide 22 - Quizvraag

Taxibedrijf Snel ter Plaatse heeft de volgende gegevens verzameld:
- de totale constante kosten bedragen € 5.500 per maand.
- de variabele kosten zijn € 0,60 per betaalde taxikilometer.
- de prijs voor een taxirit is € 1,70 per kilometer.

Bereken de TO, TK en TW bij 3000 km, en bereken de Breakevenafzet

Slide 23 - Open vraag

Externe Effecten

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Externe effecten
ook wel externaliteiten:
worden veroorzaakt door productie of consumptie
Beïnvloedt onbedoeld de welvaart van derden. (+ of -)
en is daarom ongecompenseerd
je ziet deze kosten daarom dus niet terug in de prijs -> ze zijn extern

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Tekstslide

Een extern effect beinvloedt ...................... 
de welvaart van een derde. 
We noemen dit extern omdat ...........
onbedoeld
het  welvaartseffect niet is verrekend in de prijs van het product
het de welvaart van iemand anders beinvloedt (een derde)
negatief

Slide 29 - Sleepvraag

Externe effecten zijn altijd negatief
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Ik heb mijn voortuin gedaan afgelopen weekend. Mijn buren uit de straat genieten van hoe mooi de tuin er nu uit ziet. Dit is een voorbeeld van een....?
A
Positief Extern Effect
B
Negatief Extern Effect
C
Positief Intern Effect
D
Negatief Intern Effect

Slide 32 - Quizvraag

Het optreden van externe effecten is een voorbeeld van marktfalen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Om externe effecten te internaliseren is er altijd overheidsingrijpen nodig
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Wat is géén voorbeeld van een manier hoe een negatief extern effect geïnternaliseerd kan worden
A
Heffing
B
Boete
C
Subsidie
D
Accijns

Slide 35 - Quizvraag

Door de CO2 heffing worden de negatieve externe effecten...
A
Gecompenseerd
B
Geïnternaliseerd
C
Ge-extensiveert
D
Ontbonden

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Tot slot nog een paar vragen van de lesstof van vorige week

Slide 38 - Tekstslide

leerdoelen
  • je kunt het verschil uitleggen tussen progressieve, degressieve en proportionele variabele kosten
  • je weet wat constante kosten zijn, en je  kunt verschillende voorbeelden van constante kosten noemen
  • je kunt de gvk en gck berekenen, en je begrijpt hoe deze kosten zich ontwikkelen als q stijgt
  • je begrijpt wat het break-even punt, de break-even afzet en omzet is 
  • je begrijpt hoe je de Totale winst kunt berekenen
  • Je kunt een kostenformule opzetten
  • Je weet wat externe effecten zijn, wat maatschappelijke kosten zijn en hoe deze geïnternaliseerd kunnen worden

Slide 39 - Tekstslide

programma
intro en activering voor kennis:
  1. lesdoelen
  2. uitleg en herhaling thema kosten en opbrengsten
onderwerp externe effecten
zelfstandig aan de slag: maken opdracht ... tevens huiswerk

Einde les

Slide 40 - Tekstslide