Chapitre 2 startles - L'argent de poche

L'argent de poche et mon petit boulot
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

L'argent de poche et mon petit boulot

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

apprendre - apprends les mots
lire- lis la phrase
écouter
souligner
remplis
réponds
traduis



Leren - leer de woorden
lezen - lees de zin
luisteren
onderstreep
vul in 
antwoord
vertaal

Slide 2 - Tekstslide

in de klas, in opdrachten, in toesten kom je vaak deze termen tegen. Schrijf ze over, onthoud ze dan weet je wat je moet doen als je ze tegen komt.
Leerdoelen chapitre 7: Argent
  • Vertellen over zakgeld en wat je daarmee doet
  • Praten over je baantje
  • Een voorwerp beschrijven
-> Vocabulaire rond bijbaantjes, kleding, accessoires, geld en getallen
-> Grammatica : de ontkenning ne---pas, ne--plus, ne---jamais, ne --rien, ne----pas encore

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

faire des économies
l'argent
une tirelire
payer
un portemonnaie

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Qu'est-ce que c'est?
A
une pièce de monnaie
B
un portemonnaie
C
une carte bleue
D
un billet de 20 euros

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Qu'est-ce que c'est?
A
le vendeur
B
faire du babysitting
C
le serveur

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woordenreeks past NIET bij elkaar
A
sortir un chien, faire la vaisselle, remplir les rayons
B
l'argent, payer, dépenser, faire des économies
C
l'avenir, les lunettes de soleil, l' été, gratuit
D
le petit boulot, le job, le travail

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Écoutez et regardez la video

  • Wat is het onderwerp?
  • Over wie gaat het?
  • Noteer zoveel mogelijk steekwoorden over wat er gezegd wordt

1e keer luisteren

Slide 8 - Tekstslide

wat: argent de poche
wie: adolescents
steekwoorden: 12/19 ans | 30 Euros par semaine | argent | comment | je reçois...

Slide 9 - Video

wat: argent de poche
wie: adolescents
steekwoorden: 12/19 ans | 30 Euros par semaine | argent | comment | je reçois...
2e keer luisteren
  • Hoe komt de jongen, Fabien aan geld en wat doet hij er mee?
  • Hoe komt het meisje, Gaëlle, aan geld en wat doet zij er mee?

Slide 10 - Tekstslide

Gaëlle: lycéenne, 16 ans, reçois argent de poche à Noël + anniversaire; compte à la banque, lecteur MP3, je fais des courses, serveuse le samedi, achète des cd et vois des films. Adore les bonbons.
Fabien: 17 ans, 10 Euros par semaine + reçois quand il a de bonnes notes  + cherche enfants voisine et aide à faire les devoirs. Achète sandwich, maillot équipe de foot (PSG), aime les bd, pour payer ses textos

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Tu reçois (ontvang jij) de l'argent de poche de tes parents?
A
oui, je reçois de l' argent de poche
B
non, je ne reçois pas de l'argent de poche
C
oui, chaque semaine (elke week)
D
oui, chaque mois (elke maand)

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Que fais-tu de ton argent de poche?
A
j'achète des bonbons et des chips
B
j'achète des vêtements
C
je fais des économies
D
autre chose

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Qu' est-ce que tu achètes de ton argent?
p.e. des bonbons, des cadeaux, les vêtements, produits électronique...

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Décrire un objet
c'est un objet - het is een object
un truc - een ding
un animal - een dier
une personne - een persoon



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

L'objet est petit, rond, en argent (zilver) et on paye des produits avec cet objet.
A
un portemonnaie
B
un billet de 20 euros
C
une carte bleue
D
une pièce de monnaie

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

L'objet est petit, rectangulaire et en plastique, en verre, en métal,
c' est pour la communication. C' est quoi?
A
une trousse
B
un sac à dos
C
un portable
D
un casque

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

C'est un objet en papier et rectangulaire. On lit cet objet.
A
le maquillage
B
une tablette
C
le vêtement
D
un magazine

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

C'est un objet en métal. il n' est ni grand, ni petit. C'est un moyen de transport. Tous les hollandais ont ce truc.
A
une trottinette
B
un vélo
C
une voiture
D
un magasin

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ontkenning
Ontkenning in het Nederlands is: Niet of geen. 
In het Frans bestaat de ontkenning uit 2 woorden:
ne ........ pas
Plaats in de zin: om het 1e werkwoord 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DE ONTKENNING IN HET FRANS

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontkenning
Ne--pas= niet= je n' ai pas de job
ne--plus= niet meer= je n' ai plus d' argent
ne--jamais= nooit= je n' ai jamais travaillé
ne--rien= niets= je ne vais rien faire ce soir
ne--pas encore= nog niet= je n' ai pas encore fait du babysittint

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor bijbaantje heb jij?
Tu as un petit boulot? Qu' est-ce que tu fais?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies