Nederlands: Zwakke en Sterke Werkwoorden

Nederlands
werkwoordspelling
13-12-2021
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
werkwoordspelling
13-12-2021

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Vraag van vandaag
- Zwakke werkwoorden herhalen 
- Sterke werkwoorden
- Zelfstandig aan het werk 
- Klaar? Pak je leesboek :) 

Aan het einde van de les: 
- Beheers je de zwakke werkwoorden 
- Ken je het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden.
 




Slide 2 - Tekstslide

Wat zou jij willen uitvinden?
Wat zou jij willen uitvinden?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

Zwakke werkwoorden

Slide 5 - Woordweb

Sterke werkwoorden

Slide 6 - Woordweb

Werkwoord
        T.T
          V.T
         V.D
lopen
(ik) loop
(ik) liep
(ik) heb gelopen
kijken
(ik) kijk
(ik) keek
(ik) heb gekeken
fietsen
(ik) fiets
(ik) fietste
(ik) heb gefietst
werken
(ik) werk
(ik) werkte
(ik) heb gewerkt
verven
(ik) verf
(ik) verfde
(ik) heb geverfd
T.T   = Tegenwoordige tijd: Nu
V.T  = Verleden tijd: Vroeger/Gister/Vorige week 
V.D = Voltooid deelwoord: afgeronde actie 

Slide 7 - Tekstslide

T.T
V.T
V.D
Ik
Jij
Hij
Wij
Jullie
Zij
zingen, lezen, dansen, rennen

Slide 8 - Tekstslide

't Sexy fokschaap

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig werken
De opdrachten maak je online!

De theorie: 
Spelling H4 blz. 110-111
Spelling H5 blz. 136-137
Spelling H6 blz. 162-163

Volgende week: toets spelling 


Slide 10 - Tekstslide