V1 - 3.6 Het christendom in het Romeinse Rijk

Het Romeinse Rijk


6. Het christendom
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het Romeinse Rijk


6. Het christendom

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf:
  • Weet je hoe de Roemeinen regeerden op de komst van het christendom.
  • Kun je 2 redenen geven waarom het Joodse geloof een bijzonder geloof was.
  • Weet je wie keizer Nero, Constantijn en Theodosius waren en wat zij voor het christendom in het Romeinse Rijk betekend hebben.

Slide 2 - Tekstslide

Geloven in één god
  • In de veroverde gebieden mocht de bevolking haar eigen goden blijven vereren.
  • Ook in de Romeinse provincie Judea hielden mensen hun eigen geloof: jodendom.

Slide 3 - Tekstslide

Geloven in één god
  • Bijzonder geloof, omdat: monotheistisch geloof
  • heilige boeken (Tenach).
  • God zou de Joden een land geven: Israel.
  • Geloofden in een verlosser.

Slide 4 - Tekstslide

Het christendom
  • In de tijd van keizer Augustus leefde in Judea een Joodse man:
  • Jezus van Nazareth.

Slide 5 - Tekstslide

Jezus van Nazareth
  • Vertelde aan de mensen dat ze menslievend, verdraagzaam, vergevingsgezind, vrijgevig en eenvoudig moesten zijn.
  • Hij vertelde ook over de hemel.

Slide 6 - Tekstslide

Het christendom
  • Zo ontstond er een nieuw geloof: het christendom.
  • Sommige Joodse leiders vonden Jezus een onruststoker: bedreiging voor hun positie.

Slide 7 - Tekstslide

Het christendom
  • Ze klaagden over Jezus bij de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Het christendom
  • Christenen reisden door het Romeinse rijk om over hun geloof te vertellen.
  • Vooral bij de armen sloeg de boodschap van Jezus aan: uitzicht op een beter leven na de dood.

Slide 10 - Tekstslide

Romeinen en het christendom
  • In het begin zagen de Romeinse bestuurders de christenen als een ongevaarlijke Joodse groep.
  • Dit veranderde toen steeds meer mensen zich bekeerden.
  • Daarbij weigerden christenen om de Romeinse keizer als god te vereren.
  • Het christendom werd verboden en de christenen vervolgd.

Slide 11 - Tekstslide

Vervolgingen
  • Onder keizer Nero begonnen (54 - 68).
  • Christenen werden gekruisigd, verbrand en voor de leeuwen gegooid.

Slide 12 - Tekstslide

Vervolgingen
  • Het aantal christenen nam toch toe.
  • Keizer Constantijn stopte in 313 met de vervolgingen.
  • Het christendom was weer toegestaan.

Slide 13 - Tekstslide

Keizer Constantijn
  • Liet kerken bouwen.
  • Benoemde christenen in bestuursfuncties.
  • Ging zelf ook als christen leven.
  • Na zijn dood werd het christendom steeds belangrijker.
  • Eind 4e eeuw verklaarde keizer Theodosius het christendom tot staatsgodsdienst: christendom was verplicht en andere geloven verboden.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een monotheïstisch geloof?
A
Een geloof in één god
B
Het geloof in meerdere goden.

Slide 15 - Quizvraag

Wie veroordeelde Jezus tot kruisiging?
A
Constantijn
B
Julias Ceasar
C
Nero
D
Pontius Pilatus

Slide 16 - Quizvraag

Welke zin past niet bij christenen?
A
Jezus Christus
B
christendom
C
leven volgens Gods regels
D
keizer vereren

Slide 17 - Quizvraag

Welke Romeinse keizer liet de christenen heftig vervolgen?
A
Theodosius
B
Constantijn
C
Nero
D
Augustus

Slide 18 - Quizvraag

Keizer Nero en de christenen
A
Hij zette alle christenen gevangen
B
Gebruikte ze als tuinverlichting
C
Moesten als slaaf werken in zijn paleis
D
Hij stuurde alle christenen terug naar Israël

Slide 19 - Quizvraag

In 313 gaf keizer Constantijn de christenen godsdienstvrijheid.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Het belangrijkste boek voor christenen:
A
Bijbel
B
Koran
C
Oude Testament
D
Thora

Slide 21 - Quizvraag

Waarom sloeg vooral bij arme mensen de boodschap van Jezus aan?
timer
1:00

Slide 22 - Open vraag

Schrijf 2 dingen op die je vandaag geleerd hebt.

Slide 23 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 24 - Open vraag