2.4 Glas, hout en keramiek

2.4 Glas, hout en keramiek.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NaskMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

2.4 Glas, hout en keramiek.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
Herhalen vorige les met drie vragen;

Leerdoelen van deze les?

Introductie, instructie en controle vragen over de les;

Vragen maken die horen bij de les.

Slide 2 - Tekstslide

Quiz
Metalen worden gebruikt omdat ze handige eigenschappen hebben.
• Je kunt ze goed bewerken.
• Metalen zijn sterk en je kunt ze.....
A
smelten en buigen
B
smelten
C
buigen

Slide 3 - Quizvraag

Quiz
Alle metalen smelten bij dezelfde temperatuur.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Quiz
Metalen zijn goede warmtegeleiders.
Wat betekent dat?
A
Metalen blijven lang heet als je ze verwarmt.
B
Metalen houden warmte langer vast dan niet-metalen.
C
Metalen laten warmte goed door.
D
Metalen laten warmte niet goed door.

Slide 5 - Quizvraag

leerdoelen:
2.4.1 Je kunt een aantal eigenschappen van glas noemen.
2.4.2 Je kunt recyclen beschrijven.
2.4.3 Je kunt uitleggen waarom recyclen goed is voor het milieu.
2.4.4 Je kunt eigenschappen en toepassingen van glaswol noemen.
2.4.5 Je kunt eigenschappen en toepassingen van hout noemen.
2.4.6 Je kunt eigenschappen en toepassingen van keramiek noemen.
2.4.7 Je kunt beschrijven wat glazuur is en wat de voordelen ervan zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Introductie
Een ruit is van glas. Een tafel is van hout. Een koffiekop is van keramiek. Glas, hout en keramiek zijn voorbeelden van andere materialen dan metalen.

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
2.4.1 Je kunt een aantal eigenschappen van glas noemen.
Glas
Heel veel voorwerpen zijn gemaakt van glas. Denk maar aan flessen, lampen, ramen en glazen om uit te drinken. Glas wordt veel gebruikt, omdat het speciale eigenschappen heeft.
De belangrijke eigenschappen van glas zijn:
• Glas is doorzichtig.
• Glas kan gekleurd worden.
• Glas kan goed tegen alle soorten vloeistoffen.
• Glas is gemakkelijk schoon te maken.
• Glas is breekbaar.

Slide 8 - Tekstslide

2.4.1 Je kunt een aantal eigenschappen van glas noemen.
Glas blazen
Iemand die voorwerpen van glas maakt, is een glasblazer. Een glasblazer bewerkt glas door het materiaal warm te maken. Via een buis blaast de glasblazer in het glas. Het glas gaat bol staan. Zo kan de glasblazer verschillende vormen maken.

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoel:
2.4.2 Je kunt recyclen beschrijven.
2.4.3 Je kunt uitleggen waarom recyclen goed is voor het milieu.
Recyclen
Van glas kun je flessen en potten maken. Lege flessen en potten zonder statiegeld gooi je in de glasbak. Een vrachtwagen haalt het glas op en brengt het naar een fabriek. Daar smelten ze het glas en maken er nieuwe flessen en potten van. Dit noem je recyclen. Recyclen betekent: hergebruiken van stoffen. Hergebruiken betekent dat je het opnieuw gebruikt.
Omdat je het oude glas opnieuw gebruikt, komt er minder afval. Recyclen is dus goed voor het milieu. 


Slide 10 - Tekstslide

2.4.2 Je kunt recyclen beschrijven.
2.4.3 Je kunt uitleggen waarom recyclen goed is voor het milieu.
Ook is het goedkoper om oud glas te gebruiken voor nieuw glas. Daardoor zijn minder nieuwe stoffen nodig. Dat is ook goed voor het milieu.
Een andere manier van hergebruiken is met statiegeld. Lege flessen met statiegeld breng je terug naar de winkel. Je krijgt dan het statiegeld terug. De lege flessen worden verzameld en naar de fabriek gebracht. Daar worden ze schoongemaakt en opnieuw gevuld.

Slide 11 - Tekstslide

Quiz
Is recyclen het hergebruiken van stoffen. Hergebruiken betekent dat je het opnieuw gebruikt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Leerdoelen
2.4.4 Je kunt eigenschappen en toepassingen van glaswol noemen.
Glaswol
Als je per ongeluk op een berg glaswol valt, dan vergeet je dat nooit meer. Alles prikt en jeukt! In glaswol zitten hele dunne draden van glas. Als je erin valt, breken de draden. Je krijgt dan overal hele kleine stukjes glas op je huid. Die stukjes zijn zo klein, dat je ze niet kunt zien.
Glaswol is een dikke deken. Die deken is gemaakt van dunne draden van glas. Glaswol wordt gemaakt van glasscherven, zand, soda en kalksteen. 
De belangrijkste eigenschappen van glaswol zijn:
• Glaswol is niet brandbaar.
• Glaswol kan goed tegen water.
• Glaswol houdt geluid tegen.
• Glaswol houdt warmte tegen.

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
2.4.4 Je kunt eigenschappen en toepassingen van glaswol noemen.
Bouwmateriaal en bescherming
Door deze eigenschappen wordt glaswol veel gebruikt als bouwmateriaal. Bijvoorbeeld om muren te isoleren. In de zomer wordt het minder warm in huis. In de winter koelt het huis niet snel af.
Als je met glaswol werkt, dan moet je werkhandschoenen dragen. Ook moet je een stofmasker en een goede veiligheidsbril op. Zo ben je beschermd tegen de kleine stukjes glas.

Slide 14 - Tekstslide

Quiz
Waarvoor wordt glaswol veel gebruikt?
A
Om muren te verstevigen.
B
Om te isoleren?

Slide 15 - Quizvraag

Leerdoelen
2.4.5 Je kunt eigenschappen en toepassingen van hout noemen.
Hout
Sahid is meubelmaker. Hij maakt stoelen, tafels en kasten van hout. Eerst praat hij met de klant. Hij weet dan precies wat de klant wil. Daarna maakt hij een tekening. Dan gaat hij het meubel maken.
Dakconstructie
Marcel is timmerman. Hij maakt ramen, deuren en daken van hout. Marcel werkt vaak buiten op de bouw. Hij moet precies weten hoe je van hout
 een stevige constructie kunt maken. 
Zoals de dakconstructie op de foto.

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen
2.4.5 Je kunt eigenschappen en toepassingen van hout noemen.
Natuur
Van hout kun je nog veel meer voorwerpen maken, zoals een skateboard of een gitaar. Hout komt van bomen. Die bomen worden omgehakt en in planken gezaagd. Hout is dus een natuurlijk materiaal. Dat betekent dat het uit de natuur komt.
Eigenschappen
Belangrijke eigenschappen van hout zijn:
• Hout is stevig.
• Hout is licht.
• Hout kun je goed bewerken.
• Hout is brandbaar => daarom veel gebruikt om te koken, of te verwarmen (openhaard).

Slide 17 - Tekstslide

Quiz
Een natuurlijk materiaal komt uit de natuur?
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 18 - Quizvraag

Leerdoelen
2.4.6 Je kunt eigenschappen en toepassingen van keramiek noemen.
Keramiek
Een baksteen is gemaakt van klei. Klei is zacht, maar een baksteen is hard. De klei wordt in een mal gedaan. Daarin krijgt de klei de vorm van bakstenen. Daarna wordt de klei verhit in speciale ovens. Door het bakken wordt de klei hard. Je hebt dan bakstenen. Gebakken stenen dus!
Na het bakken zeg je geen klei, maar keramiek. Keramiek is dus gebakken klei. Van keramiek kun je verschillende voorwerpen maken. Bijvoorbeeld borden en schalen voor in de keuken (afbeelding 8). Als je een voorwerp van keramiek laat vallen, dan breekt het. Keramiek is hard en breekbaar. Keramiek kan goed tegen hoge temperaturen. 
Daarom is een ovenschaal gemaakt van keramiek.

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen
2.4.6 Je kunt eigenschappen en toepassingen van keramiek noemen.
Poreus
In de klei van baksteen zitten grote korrels. Daardoor komen er tijdens het bakken kleine openingen in de baksteen. De keramiek van een baksteen noem je daarom poreus. Poreus betekent dat er kleine gaatjes in het materiaal zitten. Ook dakpannen zijn gemaakt van poreuze keramiek.

Slide 20 - Tekstslide

Quiz
Wat betekent poreus.
A
Als iets helemaal uit elkaar valt.
B
Als er kleine gaatjes in een materiaal zitten.

Slide 21 - Quizvraag

Leerdoelen
2.4.7 Je kunt beschrijven wat glazuur is en wat de voordelen ervan zijn.
Glazuur
Veel voorwerpen van keramiek hebben een glanzende buitenkant. Die glanzende laag noem je glazuur. Glazuur is een dunne laag glas, die op het voorwerp wordt aangebracht na de eerste keer bakken. Daarna wordt het voorwerp nog een keer gebakken. Glazuur heeft verschillende voordelen:
• Door het glazuur blijft het voorwerp langer mooi.
• Door het glazuur kun je het voorwerp beter schoonmaken.
• Door het glazuur kan er geen water in de keramiek komen.
Keramiek met een laag glazuur noem je dichte keramiek. Voorbeelden van dichte keramiek zijn:
• borden, bekers en schalen in de keuken; wc-potten en wasbakken; tegels op de muur

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Aan het werk! NOVA
Wat? 2.4 Glas, hout en keramiek
Opdracht 1 t/m 23.  Alleen de opdrachten!!!

Waar? In Magister naar leermiddelen Nova Nask. 
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Kijk het dan na!

timer
1:00

Slide 24 - Tekstslide


Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.
Dit is een open vraag.

Slide 25 - Open vraag


Stel een vraag over iets wat je 
nog niet zo goed hebt begrepen.
Dit is een open vraag.

Slide 26 - Open vraag