KV3 Week 3

KV3 Week 3
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Dienstverlening en ProductenMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

KV3 Week 3

Slide 1 - Tekstslide

Welkom DP4
10:05 - 10:20
startactiviteit 
10:20 - 10:30
lesdoelen bespreken + theorie GDV
inhoud deel 4 klassikaal bespreken
10:30 - 11.35
zelfstandig werken
maken opdrachten: deel 4 
11:35 - 11:45
afronden & lesdoelen behaald
huiswerk: opdrachten boek donderdag klaar

Slide 2 - Tekstslide

Welkom DP4
13:55 - 14:10
startactiviteit 
14:10 - 14:30
lesdoelen bespreken + theorie
inhoud deel 4 klassikaal bespreken
inhoud robotica bespreken
14:30 - 15:25
zelfstandig werken
maken opdrachten:
15:25 - 15:35
afronden & lesdoelen behaald
huiswerk: opdrachten boek donderdag klaar

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen: je leert over onderstaande onderwerpen

Slide 4 - Tekstslide

Evenementenbeveiliging
 veiligheidszorg: zorg die gericht is op het beheersen van gevaren.
De taken van een evenementenbeveiliger zijn:
toezicht houden en zorgen dat het evenement ordelijk verloopt
surveilleren: dit betekent rondlopen en toezicht houden.
fouilleren of visiteren bij de ingang: fouilleren houdt in dat de kleding en het lichaam van een bezoeker wordt gecontroleerd / Visiteren betekent tassencontrole.
Crowd control (erop toezien dat een grote groep mensen geen ongewenst gedrag gaat vertonen)
bezoekers verwijderen als dat nodig is/ podiumbeveiliging/ beveiliging van artiesten
signaleren van onveilige situaties en alarmeren
eerste hulp verlenen.

Slide 5 - Tekstslide

ISO
  • Let op dat het beveiligingsbedrijf dat je inhuurt een ISO-certificaat heeft. 
  • De afkorting ISO betekent International Organization for Standardisation.
  • Heeft een beveiligingsbedrijf het ISO-certificaat? Dan betekent dit dat het bedrijf continu de kwaliteit levert zoals die is vastgelegd in bedrijfsregels en procedures van de ISO.

Slide 6 - Tekstslide

Risicoanalyse
De beveiliging maakt soms van tevoren (samen met jou) een risicoanalyse. Daarmee brengen zij in kaart wat de veiligheidsrisico’s bij een evenement kunnen zijn. 
In de risicoanalyse staat:

het soort evenement
het soort publiek
de plaats van het evenement
overige factoren

Slide 7 - Tekstslide

Plannen
Het beveiligingsbedrijf stelt verschillende plannen op voor het evenement, bijvoorbeeld:

een beveiligingsplan -> Hoe houden we het evenement veilig?
een ontruimingsplan -> Hoe ontruimen we het evenement snel en veilig bij gevaar?
een calamiteitenplan -> Hoe handelen we in geval van een calamiteit of ramp?
een mobiliteitsplan -> Hoe is de verkeerssituatie rondom het evenement? Hoe is het evenement te bereiken met het openbaar vervoer?
een communicatieplan -> Hoe communiceren verschillende partijen met elkaar tijdens het evenement?

Slide 8 - Tekstslide

Veiligheid en preventie
Security awareness: als je werkt in de veiligheidsbranche moet je anders                                                      leren kijken. Je moet beveiligingsbewustzijn                                                                      ontwikkelen.
Veiligheid:                      wordt bedoeld dat je niet of nauwelijks gevaar loopt::
Preventief handelen: het voorkomen van ongewenste gebeurtenissen

Slide 9 - Tekstslide

Handelen bij calamiteiten
Bij calamiteiten zijn er drie handelingen die je altijd moet uitvoeren

1. alarmeren (interne - en externe hulpdiensten)
2. maatregelen nemen (hangt af van wat er gebeurd is, hoe ernstig het is
    en waar de calamiteit plaatsvindt)
3. rapporteren: Calamiteiten moeten altijd in het dienstrapport vermeld                 worden


Slide 10 - Tekstslide

Verbindingsmiddelen (hulpmiddelen waarmee je kunt communiceren)
Eenzijdige verbindingsmiddelen
Bij eenzijdige verbindingsmiddelen is sprake van eenrichtingverkeer. Je kunt een bericht ontvangen of je kunt een bericht versturen. Voorbeelden zijn een omroepinstallatie en een megafoon.
Tweezijdige verbindingsmiddelen
Met een tweezijdig verbindingsmiddel kun je gelijktijdig berichten verzenden én ontvangen.
Voorbeelden zijn de vaste telefoon, de mobiele telefoon, de intercom en de portofoon.

Slide 11 - Tekstslide

Verbindingsmiddelen (hulpmiddelen waarmee je kunt communiceren)
Etherdiscipline: betekent dat jij je aan vast opgestelde gedragsregels houdt. De ether is de lucht waar geluid en beelden zich door verplaatsen.
 
Centrale post
een centralist in bijvoorbeeld een receptie, een balie, een meldkamer of een alarmcentrale. De centralist in de CP heeft drie belangrijke taken:
  1. coördinatie van binnenkomende en uitgaande gesprekken
  2. prioriteiten stellen De CP bepaalt welke berichten belangrijk zijn en welke minder belangrijk zijn.
  3. zorg voor de veiligheid van mensen met een verbindingsmiddel.

Slide 12 - Tekstslide

NAVO spelalfabet 
  • Het spelalfabet wordt veel toegepast bij het spellen van persoonsnamen, straatnamen en kentekens van voertuigen. 
  • Het NAVO-spelalfabet wordt door beveiligers, maar ook internationaal gebruikt door bijvoorbeeld de krijgsmacht en in de luchtvaart.

Slide 13 - Tekstslide

Werken in een garderobe
Een garderobe is een ruimte in een gebouw waar bezoekers kledingstukken (meestal een jas) en een tas of paraplu tijdelijk kunnen afgeven.
Een garderobe inrichten
Een garderoberuimte gebruik je goed als je een indeling maakt met telkens één gangpad en twee rijen rekken.
Verder is het handig de garderobe in afdelingen te delen
Om misverstanden en vervelende discussies te voorkomen, is het verstandig een garderobereglement op te hangen.

Slide 14 - Tekstslide

Vooroordelen en discriminatie
  • Vooroordelen: Een vooroordeel is een oordeel over een persoon dat alleen is gebaseerd op het feit dat de persoon tot een bepaalde groep behoort
  • voorbeelden: 
Nederlanders zijn zuinig.
Vluchtelingen zijn profiteurs.
Moslims zijn terroristen.
Gehandicapten kunnen niet werken.
Marokkanen zijn crimineel.
Vrouwen kunnen niet autorijden

Slide 15 - Tekstslide

Gevolgen vooroordelen
Gevolgen van vooroordelen: Het gevaar van vooroordelen is dat ze vaak overgaan in discriminatie. Discriminatie is vervelend en kwetsend voor de betrokkene. Maar het kan ook leiden tot mislukte carrières, mishandeling of moord en doodslag.



Slide 16 - Tekstslide

Stereotypen
  • Stereotypen lijken erg op vooroordelen, maar zijn meestal negatief en ze gaan over een hele groep.
  • Het zijn vaste, vaak overdreven omschrijvingen van groepen mensen. 
  • Die groepen worden altijd met dezelfde vaste eigenschappen verbonden. Voorbeelden zijn: dikke mensen zijn lui, Japanners werken alleen maar en blonde vrouwen zijn dom.
  • Met behulp van stereotypen delen we mensen in verschillende soorten in. 
  • Het probleem bij het gebruik van stereotypen is - net als bij vooroordelen - dat we niet openstaan voor andere informatie.

Slide 17 - Tekstslide

Discriminatie
Discriminatie begint met vooroordelen. Als je een vooroordeel hebt en daar ook naar gaat handelen, discrimineer je.

Bij een uitspraak zoals: ‘Donkere mensen zijn ruziemakers’ is geen sprake van discriminatie.
Het is een vooroordeel. 
Als een horecaportier dat vooroordeel heeft en iemand met een donkere huidskleur de toegang weigert, is er wél sprake van discriminatie. Hij behandelt iemand ongelijk op basis van zijn ras.

Bij discriminatie wordt onderscheid gemaakt op grond van bijvoorbeeld: nationaliteit, afkomst of huidskleur (dit noemen we ook wel racisme), geloof, genderidentiteit (man of vrouw zijn) of politieke voorkeur. Het maken van dat onderscheid is onnodig en kwetsend. Daarom is discriminatie verboden in artikel 1 van de Grondwet.

Slide 18 - Tekstslide

Positieve discriminatie
  • Iemand anders behandelen hoeft niet altijd fout te zijn. 
  • Integendeel; vaak behandelen we mensen anders omdat het nodig is. Bijvoorbeeld als iemand een handicap heeft. 
  • Daarvan is sprake als iemand extra aandacht krijgt omdat die bij een groep hoort die vaak wordt achtergesteld.

Slide 19 - Tekstslide

Dilemma's in de veiligheidsbranche
  • Wat gaat voor? Je eigen veiligheid of de veiligheid van anderen?
=>Jouw eigen veiligheid gaat altijd voor.
  • Gastvrijheid of veiligheid?
  • Werken met technische hulpmiddelen of mensen?
  • Een deel van onze vrijheid inleveren voor veiligheid of niet?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide