In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Denkvraag: Soms worden speciale munten geslagen om een bijzondere gebeurtenis te vieren of te herdenken. Voor welke belangrijke gebeurtenis zou jij een munt willen laten slaan? Welke afbeelding en tekst zouden er dan op moeten staan?
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Beschrijving of tekening die laat zien hoe iets gaat worden
Afbeelding in papier die je kunt zien als je het papier tegen het licht houdt.
Hoeveel iets in geld kan opbrengen.
Schilderij, tekening of foto van een persoon, meestal alleen van zijn gezicht.
De koning of de president van een land.
Metalen schijfje waar een munt van wordt geslagen.
Ontwerp
Portret
Waarde
Staatshoofd
Watermerk
Rondel
Slide 5 - Sleepvraag
We lezen de tekst...
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Verwerking voor in de weektaak.
Slide 12 - Tekstslide
De titel van de bron is: “Hoe wordt geld gemaakt”? Klopt deze titel?
Hoeveel iets in geld kan opbrengen.
A
Ja. De tekst vertelt hoe geld wordt gemaakt.
B
Niet helemaal. De tekst vertelt alleen hoe muntgeld wordt gemaakt.
C
Nee. De tekst gaat niet over geld.
Slide 13 - Quizvraag
De eurolanden laten zelf hun munten slaan. Wat mogen ze zelf beslissen?
A
Wat op de voorkant van een munt komt te staan.
B
Wat op de achterkant van een munt komt te staan.
C
Wat op de voorkant en de achterkant van een munt komt te staan.
Slide 14 - Quizvraag
Wie geeft opdracht om geld te laten maken?
A
De Koninklijke Nederlandse Munt
B
Drukkerij Johan Enschede
C
De Nederlandse Bank
Slide 15 - Quizvraag
Het kost 1 tot 13 eurocent om een munt te maken. Wat kom je hierdoor te weten?
A
De meeste euromunten zijn minder waard dan wat het kost om ze te maken.
B
Alle euromunten zijn meer waard dan wat het kost om ze te maken.
C
De meeste euromunten zijn meer waard dan wat het kost om ze te maken.
Slide 16 - Quizvraag
Ik weet wat verwijs- en signaalwoorden zijn. En ik weet hoe geld wordt gemaakt.