Het werkwoord 'tener' in de presente (onv. tegenw. tijd)
- Het werkwoord tener betekent 'hebben'.
- Het werkwoord tener is onregelmatig.
Voorbeeldzinnen:
Yo tengo un perro. - Ik heb een hond
.¿Y tú, tienes una mascota? - En jij, heb jij een huisdier?
Vosotros tenéis una casa bonita. - Jullie hebben een mooi huis.
Let op. Soms gebruiken we in het Nederlands een andere vertaling.
¿Cuántos años tienes? -Hoeveel jaar ben je?
Yo tengo doce años. - Ik ben twaalf jaar.