2024-12-17 B1J Latijn

Weektaak

  • herhalen: woordsoorten
  • herhalen: zinsdelen



    Leerdoelen

    • SO terug
    • Ik kan de zinsdelen pv, o, lv en naamw. deel herkennen en benoemen.


    1 / 10
    volgende
    Slide 1: Tekstslide
    LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

    In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

    time-iconLesduur is: 45 min

    Onderdelen in deze les

    Weektaak

    • herhalen: woordsoorten
    • herhalen: zinsdelen



      Leerdoelen

      • SO terug
      • Ik kan de zinsdelen pv, o, lv en naamw. deel herkennen en benoemen.


      Slide 1 - Tekstslide

      Dagopening: Mijn droom

      • Wat is jouw droom?
      • Hoe kun je die bereiken?




      Slide 2 - Tekstslide

      Begintaak

      • Hoe kun je checken of iets een lijd. vw. is?
      • Hoe kun je checken of iets een naamw. deel is?

      Verzin zo veel mogelijk manieren!




      Slide 3 - Tekstslide


      Hoe kun je checken of iets een naamw. deel is?
      • Er is een koppelww.
      • Het zegt iets over wat het onderwerp is (niet waar het is)
      • Het is een znw of bnw
      • Nooit na vz.

      Hera was boos op Zeus.

      Hoe kun je checken of iets een lijd. vw. is?
      • Wie/wat + pv + o?
      • Wordt o als de zin passief/lijdend wordt.
      • Nooit bij koppelww.
      • Nooit na vz.

      Hera vond Zeus onder een wolk.

      Slide 4 - Tekstslide

      Persoonsvorm (pv)
      • wat er gedaan wordt/gebeurt
      • verandert als je de tijd verandert
      • komt vooraan als je er een vraagzin van maakt
      Naamwoordelijk deel van het gezegde (nw. deel)
      • alleen bij koppelwerkwoord
      • zegt iets over wat het onderwerp is (niet waar het is)
      Onderwerp
      • is degene die/datgene wat de handeling van de pv uitvoert: Wie/wat + pv?
      • verandert als je de pv in het andere getal zet
      Lijdend voorwerp
      • vind je meestal door te vragen ‘wie/wat + pv + onderwerp?’
      • wordt het onderwerp als je de zin passief/lijdend maakt
      • kan niet in een zin met een koppelwerkwoord
      • staat nooit achter een voorzetsel

      Slide 5 - Tekstslide



      • Pak je Libellus Latinus op blz. 5.
      • We kijken opdracht 1, 2 en 3 na.

      Slide 6 - Tekstslide

      Slide 7 - Tekstslide

      Slide 8 - Tekstslide

      Slide 9 - Tekstslide

      Griekse letters uit het Kerstevangelie.

       Ι Ω Σ Η Φ               
       Μ Α Ρ Ι Α Μ              
       Ν Α Ζ Α Ρ Ε Θ   


      Η = ____   Θ = ____   Φ = ____    Ρ = ____ Ω = ____    Σ = ____ 

      ΙŌSĒF
      MARIAM
      NAZARETH   

      Slide 10 - Tekstslide