2. Schrijf hierbij een kort zinnetje waarin je het zelfstandig naamwoord omschrijft. Gebruik in ieder geval in elke zin 1 bijvoeglijk naamwoord (2 mag ook).
3. Let op de plaats van het bijvoeglijk naamwoord.
Slide 11 - Tekstslide
Geef de Franse omschrijving
Slide 12 - Open vraag
Voorbeelden
C'est un truc en papier dans ton sac-à-dos. Tu peux ouvrir et fermer. >> een ....
C'est un pantalon bleu >> een ...
C'est un grand animal qui donne du lait >> een ...