3.5 Zakelijk lezen
1 / 20
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Is de stelling waar?
Woorden, zinnen en alinea's hebben iets met elkaar te maken.
Woorden, zinnen en alinea's hebben iets met elkaar te maken.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Een ander woord voor samenhang is...
A
behang
B
tekstverband
C
relatie
D
conclusie
Slide 12 - Quizvraag
Is de stelling waar?
Door te letten op tekstverbanden, kun je een tekst beter begrijpen.
Door te letten op tekstverbanden, kun je een tekst beter begrijpen.
A
waar
B
niet waar
C
D
Slide 13 - Quizvraag
Later, terwijl, ten eerste, ook, maar en toch
zijn voorbeelden van....
zijn voorbeelden van....
A
verbanden
B
conclusies
C
signaalwoorden
D
Slide 14 - Quizvraag
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder en tenslotte zijn signaalwoorden voor het tekstverband:
Slide 15 - Open vraag
Dubbele punt (:), liggend streepje (-), getallen (1, 2, 3) of dots worden gebruikt bij een:
Slide 16 - Open vraag
Is de stelling waar?
Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan je dat een opsommend verband.
Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan je dat een opsommend verband.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Is de stelling waar?
De samenhang tussen woorden, zinnen en alinea's wordt duidelijk door het signaalwoord.
De samenhang tussen woorden, zinnen en alinea's wordt duidelijk door het signaalwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Welke tekstdoelen en tekstsoorten horen bij elkaar?
timer
1:00
Stripverhaal
Recept
Uitnodiging voor een feest
Krantenbericht
Recensie (bespreking van een film/boek)
Amuseren
Instrueren
Informeren
Activeren
Overtuigen
