In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Good Morning
Slide 1 - Tekstslide
lessonplan
- Readtheory 15x?
Hw check: 29, 30, 38, 39
- What do you remember?
-Herhaling PP vs PS
-Homework
Slide 2 - Tekstslide
Goal
I can use the present perfect and the past simple correctly and know the difference between the two.
Slide 3 - Tekstslide
PRESENT PERFECT
Slide 4 - Tekstslide
Wanneer Present Perfect?
De present perfect wordt gebruikt om aan te geven dat iets in het verleden gebeurd is en het nu nog belangrijk of aan de gang is. Er is dus een link tussen toen en nu.
We gebruiken de present perfect ook om aan te geven dat iets in het verleden is begonnen en het nu nog steeds zo is.
Slide 5 - Tekstslide
Hoe maak je de Present Perfect?
Om de present perfect te maken gebruik je:
have / has + past participle (voltooid deelwoord).
De past participleheeft twee vormen.
1 Regelmatig: werkwoord + -ed.
2 Onregelmatig: 3e rijtje onregelmatige ww.
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeelden
I havewashedthe car. It is clean now.
We feel sick because we have eaten too much.
He has lost his keys. He can’t get into the house.
Slide 7 - Tekstslide
Belangrijke tip!
TIP! The signal words that go with the present perfect can be memorised by the words:
For Yet Never Ever Just Always Since (fyne jas)
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeelden
I have hada headache for two weeks now.
We have lived in this house sinceJanuary.
Slide 9 - Tekstslide
Past Simple
= Verleden tijd.
Hoe "maak" je de past simple ook alweer?
Slide 10 - Tekstslide
The Past Simple-verleden tijd
Bij regelmatige wwBij onregelmatige ww
altijd het hele WW + ed
Je gebruikt de Past Simple als je zeker
weet dat iets in het verleden gebeurd is
en nu afgelopen is.
2e rij (Past Simple)
Slide 11 - Tekstslide
Signal Words
TIP! The signal words that go with the past simple can be memorised by the word:
lady (last, ago, dates in the past; vb. 1 January 1999, yesterday).
Slide 12 - Tekstslide
Listen
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Present perfect vs Past simple:
(become) In 2000 he __________ a teacher
timer
0:20
A
became
B
has become
Slide 15 - Quizvraag
Past simple vs Present perfect
I (walk) to school yesterday
A
have walked
B
walked
Slide 16 - Quizvraag
Past Simple vs. Present Perfect
I .......... (work) at an office since I was 25 years old.
timer
0:20
A
worked
B
have worked
Slide 17 - Quizvraag
Past Simple vs. Present Perfect
I .......... (play) football since I was 10 years old.