- Ik kan vragen wat iemand van iets vindt
- Ik kan zeggen wat ik van iets vind
- Ik kan iets aangeven en voor iets bedanken
- Ik kan een aanbod accepteren of afslaan
- Ik kan zeggen wat ik wel of niet lekker vind
- Ik leer woorden over: ‘Foods and drinks’ en kan ze gebruiken (17)
- Ik controleer?of ik de inhoud van § 3.3 voldoende beheerst