Woordenschat H3 - 3H

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
Leg opdracht 5 van Lezen H3 (blz. 79 t/m 81) op de hoek van je tafel

Slide 2 - Tekstslide

Woordenschat
Beeldspraak: vergelijking, metafoor, personificatie en metoniem

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen uit je leesboek

Lezen H3: opdracht 5 nakijken

Woordenschat H3: beeldspraak
Snap je het?
Opdrachten maken

Slide 4 - Tekstslide

Doel
Na deze les..

Kun je in een zin een vergelijking, metafoor, personificatie en een metoniem herkennen

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Opdracht 5
Bladzijdes 79 t/m 81

Slide 6 - Tekstslide

Theorie
Vergelijking
Metafoor
Personificatie
Metoniem

Slide 7 - Tekstslide

Beeldspraak: vergelijking, metafoor, personificatie, metoniem 
- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een
   figuurlijke betekenis.

- Goede beeldspraak maakt een tekst mooier,
   duidelijker en krachtiger.

Slide 8 - Tekstslide

Vergelijking
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken, het object en het beeld.

Hij is zo gek als een deur
De vijand kwam als een dief in de nacht
Hij ging er als een haas vandoor
De winnaar was zo trots als een pauw

Slide 9 - Tekstslide

Metafoor
De metafoor is eigenlijk een vergelijking, maar zonder ‘als’ en waarin de werkelijkheid dikwijls verzwegen wordt.

- Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken = iemand die iets gekregen heeft
- Een vruchtbare vergadering = een vergadering met resultaat
- Die zwijnenstal moet je opruimen = een omgeving die vies is
- Die kleuter zit in 5 havo = een leerling die zich kinderachtig gedraagt

Slide 10 - Tekstslide

Personificatie

Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon.

 

De zon streelde onze wangen

Het gevaar loerde op elke hoek van de straat
Papier is geduldig

Slide 11 - Tekstslide

Metoniem

Veel beeldspraak berust op een overeenkomst tussen object en beeld (vergelijking, metafoor). Beeldspraak kan ook een ander verband tussen object en beeld beschrijven: 


In die zaal hangt een prachtige Rembrandt. (Je bedoelt het schilderij, maar je noemt de schilder)

Ik heb laatst nieuwe Nikes gekocht (Je bedoelt de schoenen van Nike, maar je noemt alleen het merk)


Dit noemen we een METONIEM (metonymie). Je noemt een deel van het geheel (je geeft dus een soort hint van wat je daadwerkelijk bedoelt).



Slide 12 - Tekstslide

Snap je het?

Slide 13 - Tekstslide

Zij kookte van woede.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 14 - Quizvraag

Doe mij nog maar een bakkie.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 15 - Quizvraag

De clown van de klas moest weer eens alle aandacht hebben.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 16 - Quizvraag

Mijn oude fiets smeekt om een grondige opknapbeurt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 17 - Quizvraag

'Dokter, heeft u de neuscorrectie in kamer 12 al gesproken?'
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 18 - Quizvraag

Opeengepakt als haringen in een ton werden we in de legertruck vervoerd.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 19 - Quizvraag

Die acrobaat is net een slang.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag!
Startopdracht + opdrachten 1 en 2
Bladzijdes 88 + 89
Maandag 14 februari
Alleen en in stilte
Klaar? Lees verder in je leesboek of werk verder aan ander huiswerk.

Slide 21 - Tekstslide

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
Leg startopdracht + opdrachten 1 en 2 van Woordenschat H3 (blz. 88 + 89) op de hoek van je tafel

Slide 22 - Tekstslide

Woordenschat
Beeldspraak: vergelijking, metafoor, personificatie en metoniem

Slide 23 - Tekstslide

Doel
Na deze les..

1. Kun je in een zin een vergelijking, metafoor, personificatie en een metoniem herkennen
2. Kun je in een zin een asyndetische en homerische vergelijking en een synesthesie herkennen

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Startopdracht
Opdrachten 1 en 2
Blz. 88 + 89

Slide 25 - Tekstslide

Herhaling

Vergelijking
Metafoor
Personificatie
Metoniem

Slide 26 - Tekstslide

De zonnestralen dansten door de kamer.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 27 - Quizvraag

Zijn hoofd ziet zo rood als een tomaat!
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 28 - Quizvraag

Ik heb laatst nieuwe Nikes gekocht.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 29 - Quizvraag

Christines heldere ogen, fijn kristal, schitterden in de lage avondzon.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 30 - Quizvraag

Uit zijn mond vloeien zoete woorden, zodra hij Agnieska ziet.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 31 - Quizvraag

Een appel valt niet ver van de boom.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide