Herhaling Taalblokken 1-8 Tekstbegrip

Hoe was het ook alweer?
Taalblokken Quiz
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoe was het ook alweer?
Taalblokken Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekstdoelen ken je?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoelen
1. Informeren                               4. Overhalen
2. Instrueren                                5. Amuseren
3. Overtuigen




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van een nieuwsbericht?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Uitleggen hoe je iets doet

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van een recensie?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Uitleggen hoe je iets doet

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van een verkiezingsposter?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Uitleggen hoe je iets doet

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van een recept?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Uitleggen hoe je iets doet

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leesstrategieën ken je?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leesstrategieën
  • Verkennend lezen - Je wilt een indruk krijgen van de tekst, wat voor tekstsoort het is. Je bekijkt titel, tussenkopjes en afbeeldingen.
  • Globaal lezen - Je wilt de hoofdlijnen weten. Je leest inleiding, slot en kernzinnen.
  • Intensief lezen - Je wilt de tekst begrijpen. Je leest de tekst helemaal.
  • Gericht / zoekend lezen - Je wilt antwoord op een vraag en zoekt naar een bepaald woord.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je zoekt een nieuwe telefoon. Je kijkt in het reclameblaadje van de Mediamarkt.
Welke leesstrategie gebruik je?
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leesstrategie gebruik je?

Je gebruikt een handleiding om een Ikea-kast in elkaar te zetten.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leesstrategie gebruik je?

Je leest een tekst die je echt wilt begrijpen.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leesstrategie gebruik je?

Je ziet op internet een artikel en wilt weten met wat voor soort tekst je te maken hebt.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leesstrategie gebruik je?

Je krijgt een opdracht op papier. Je wilt weten waar de opdracht op hoofdlijnen over gaat.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet een video op YouTube en vraagt je af 'Waar gaat deze video over?'
Wat wil je dan weten?
A
Het onderwerp
B
De hoofdgedachte

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord is waar?
De 'hoofdgedachte' van een tekst geeft weer...
A
Wat er in het hoofd omgaat van de schrijver
B
Het belangrijkste dat de schrijver wil zeggen over het onderwerp
C
Waar de tekst over gaat
D
De belangrijkste gedachte van de lezer

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het onderwerp van dit filmpje?

Slide 18 - Open vraag

Veiligheid in het technieklokaal
Wat was de hoofdgedachte van het filmpje?

Slide 19 - Open vraag

Hoofdgedachte: Volg veiligheidsinstructies op

of

Hoofdgedachte: Hoe werk je veilig in het technieklokaal?
Hoofdgedachte: Hoe werk je veilig in het technieklokaal?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke 3 onderdelen bestaat een goede tekst?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw Tekst
1. Inleiding
2. Kern
3. Slot

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De inleiding is bedoeld om het onderwerp aan te kondigen en de aandacht te trekken
A
Waar
B
Onwaar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de kern staan alleen hoofdzaken
A
Waar
B
Onwaar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een samenvatting van het artikel staat in de inleiding
A
Waar
B
Onwaar

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het slot staat vaak een conclusie
A
Waar
B
Onwaar

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
Tijd
Daarna, later, sinds, tijdens, vervolgens, eerst, terwijl, etc.
Hij ving de bal, terwijl hij viel.
Opsomming
Bovendien, daarnaast, en, ook, ten eerste..., tevens, etc.
We gaan timmeren vandaag. Ook gaan we zagen.
Argumentatie
Daarom, omdat, want, namelijk, aangezien,etc.
Ik ben ziek, want ik heb koorts.
Voorbeeld / Toelichting
Bijvoorbeeld, zo, zoals, onder andere, etc.
Ik hou van Italiaans eten, zoals pizza en pasta.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem het tekstverband.

Nog voordat Jaap was uitgesproken gooide Sofie hem een glas water in het gezicht.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Reden/argument
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem het tekstverband.

Natalie gaat lopend naar school, want haar band is lek.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Reden/argument
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem het tekstverband.

Op het rooster staat vandaag vaktheorie en rekenen. Verder hebben we Nederlands en LB.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Reden/argument
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem het tekstverband.

Ik hou van FPS-games, zoals Call of Duty.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Reden/argument
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt een gesprek gehad met je baas en zet de belangrijkste punten in een verslag. Wat schrijf je op?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
C
Allebei

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord is juist?
Om te beoordelen of een tekst betrouwbaar is, let je op...
A
De deskundigheid en onafhankelijkheid van de schrijver / spreker.
B
Of de tekst goed in elkaar zit.
C
Of het een leuke tekst is.
D
Of de inhoud geloofwaardig klinkt.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies