PPO leerjaar 2 profiel Z&W module 2 Mens en Omgeving

Zorg & Welzijn
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Zorg & Welzijn

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Profiel Zorg en Welzijn

Mens en Gezondheid
Mens en Omgeving
Mens en Activiteit
Mens en Zorg

4 keuzevakken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mens en Omgeving


Bij Mens en Omgeving leer hoe je een ruimte inricht, zodat deze voor iedereen toegankelijk is.

Ook werk je als receptionist achter de balie. 

Verder voer je schoonmaak- en onderhoudswerk uit.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz
Hoe toegankelijk is jouw school?
Toegankelijk betekent dat iedereen makkelijk overal kan komen en zich overal goed kan bewegen.

Pak je telefoon.
Gebruik of download de app LessonUp.
Open deze app.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kan iemand die in een rolstoel zit overal in school komen?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kan iemand die blind is overal komen?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kan iemand die niet kan lezen overal komen?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weet iemand die doof is, wanneer de les is afgelopen of begint?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Baliewerkzaamheden
Veel zorg- en welzijnsinstellingen hebben een balie.
Achter de balie werkt een receptionist.

De receptionist ontvangt bezoekers, neemt de telefoon op, maakt afspraken en beantwoordt vragen.

Als receptionist blijf je altijd beleefd en klantgericht.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren
Een baliemedewerker moet goed kunnen communiceren.

Als iemand bij jou aan de balie komt, moet je te weten komen wat de bezoeker precies wil. Dit doe je door te communiceren.

  • Wat is communicatie?
  • Wanneer is communicatie gelukt volgens jou?

Slide 10 - Tekstslide

Communicatie betekent het uitwisselen van informatie, zoals praten, appen of bellen.

De communicatie is gelukt, als jij de bezoeker en de bezoeker jou begrepen heeft.
Verbaal en non-verbaal

Je kunt op verschillende manieren communiceren.

  • Wat is verbale communicatie?
  • En wat is non-verbale communicatie?
  • Als de verbalen en non-verbale communicatie elkaar tegenspreken: wat geloven mensen dan?

Slide 11 - Tekstslide

Verbale communicatie is met woorden.

Non-verbale communicatie is met gebaren, houding en stem (bv. hard of zacht).

In situaties waarin verbaal en non-verbaal elkaar tegenspreken, geloven mensen eerder de non-verbale boodschap. Bv: als iemand stampvoetend zegt 'Ik ben helemaal niet boos', denken de meeste mensen dat die persoon wél boos is.

Slide 12 - Tekstslide

Verbale communicatie is met woorden.

Non-verbale communicatie is met gebaren, houding en stem (bv. hard of zacht).

In situaties waarin verbaal en non-verbaal elkaar tegenspreken, geloven mensen eerder de non-verbale boodschap. Bv: als iemand stampvoetend zegt 'Ik ben helemaal niet boos', denken de meeste mensen dat die persoon wél boos is.
Verbaal, non-verbaal of allebei?

Slide 13 - Tekstslide

Is de communicatie op deze foto's verbaal, non-verbaal of allebei?

Bovenste rij van links naar rechts: verbaal; non-verbaal; verbaal.

Onderste rij van links naar rechts: non-verbaal, allebei; verbaal.
Werken aan de balie
Je bent baliemedewerker in een groot ziekenhuis. 
Er is een grote bijeenkomst voor verpleegkundigen. 
Jij moet iedereen ontvangen. 
Je vertelt ze waar ze hun jas kunnen ophangen, waar de koffie is en waar de toiletten zijn.
 
Welke zinnen zeg jij tegen de mensen die binnen komen?

Slide 14 - Tekstslide

Deze goede welkomstzinnen kun je zeggen:
Zin 1:
Bijvoorbeeld: Goedemorgen mevrouw. Kan ik u ergens mee helpen?
Zin 2:
Goedemiddag! Ik zie dat u uw jas nog heeft, als u die kwijt wilt dan kunt u achter de balie uw jas ophangen.
Zin 3:
Dag. Als u zin heeft in koffie, die kunt u hier om de hoek vinden. Er is ook thee. Prettige dag!
Zin 4:
Bij een jong iemand: Hallo! Wil jij koffie of thee? Hier om de hoek staat alles klaar, je kunt voor jezelf inschenken. Fijne dag!
Zin 5:
Zoek je de wc? Die is hier achter de balie. Als je wilt kun je daar ook je jas ophangen, en hiernaast vind je koffie en thee. Succes vandaag!


Communicatiemiddelen

Welke communicatiemiddelen ken je?

Slide 15 - Tekstslide

bijvoorbeeld: gesprek, telefoon, quiz op tv, vlog, schriftelijke communicatie: brief, e-mail, recept, stripverhaal, WhatsApp, Facebook, Instagram, krant, reclamefolder, televisie, radio.
Communicatiemiddelen
Je kunt op verschillende manieren communiceren. 

Wat denk jij is de beste manier is om te communiceren in de volgende situaties?

Kies uit: appen – mailen – facebooken – Instagram – bellen – een-op-een-gesprek – notitiebriefje

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies uit: appen – mailen – facebooken – Instagram – bellen – een-op-een-gesprek – notitiebriefje
  1. Je wilt met je mentor praten over je profielkeuze.
  2. Je wilt je team laten weten dat de wedstrijd diezelfde avond niet doorgaat.
  3. Je hebt een mooie foto gemaakt van jezelf en je nieuwe hond.
  4. Je wilt je docent in het weekend laten weten welk onderwerp je gekozen hebt voor je presentatie.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies uit: appen – mailen – facebooken – Instagram – bellen – een-op-een-gesprek – notitiebriefje
  1. Je moet de tandarts je nieuwe telefoonnummer laten weten, en je bent toevallig bij ze in de buurt.
  2. Je hebt je oma lang niet gezien en wil graag een keer op bezoek komen. Hoe maak je een afspraak?
  3. Je bent je bankpasje kwijtgeraakt in het zwembad. Nu wil je weten of het gevonden is.
  4. Je wilt mensen uitnodigen voor je verjaardag.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruis bij communicatie
Ga met de hele groep in een kring zitten. 
De eerste leerling schrijft wat op een briefje. 
De eerste leerling fluistert wat op het briefje staat letterlijk in het oor van de tweede leerling.
De tweede leerling doet hetzelfde bij de derde leerling. Zo wordt de boodschap de hele kring doorgegeven.
De laatste leerling schrijft de boodschap op een briefje.

Slide 19 - Tekstslide

Laat de eerste leerling opschrijven wat zijn of haar favoriete muziek is en waarom en wat zijn of haar favoriete film is en waarom. 

Zet op de achtergrond muziek aan.


Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ruis bij communicatie
Klopt deze boodschap met wat de eerste leerling heeft opgeschreven?

Hoe komt het dat er een verschil is?

Welke dingen kunnen nog meer ‘ruis’ veroorzaken in een gesprek?

Slide 21 - Tekstslide

Laat de eerste leerling opschrijven wat zijn of haar favoriete muziek is en waarom en wat zijn of haar favoriete film is en waarom. 

Zet op de achtergrond muziek aan.


Werken aan de balie

Als baliemedewerker let je op de volgende dingen:

• Je ziet er netjes uit.
• Je bent vriendelijk en beleefd.
• Je stelt de goede vragen.
• Je zorgt ervoor dat iemand niet te lang hoeft te wachten.


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het alfabet

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werken aan de balie
Werk in drietallen. Jullie zijn baliemedewerkers. 
Er komen straks wel 50 mensen voor een grote bijeenkomst. Deze mensen krijgen allemaal een eigen naamkaartje.
Jullie leggen alle naamkaartjes op alfabetische volgorde. 
Het groepje dat het eerste klaar is én het goed heeft gedaan, heeft gewonnen. Maar: als je een fout hebt gemaakt, moet je helemaal opnieuw beginnen, met de kaartjes door elkaar.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een zakelijk telefoongesprek
Dit gaat anders dan bellen met familie of vrienden.

  • Spreek de ander aan met u.
  • Gebruik nette woorden.
  • Spreek luid en duidelijk.
  • Praat nooit met kauwgum in je mond.
  • Stel vragen en luister goed naar de ander.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zakelijk telefoongesprek
• Start met een correcte begroeting, bv. ‘goedemorgen’.
• Noem de naam van de instelling, en dan je eigen naam.
• Noteer de naam van de beller, en gebruik die
• Vraag wat je voor de ander kunt betekenen.
• Herhaal de boodschap of geef een samenvatting.
• Eindig met een correcte groet, bv. ‘Bedankt voor het bellen,
   fijne dag’.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open en gesloten vragen
  • Gesloten vragen zijn vragen die je met 'ja' of 'nee' kunt beantwoorden. Deze vragen zijn handig als je snel een antwoord wilt en je geen lang gesprek wilt.
  • Open vragen beginnen meestal met 'wie', 'wat', 'waar', 'wanneer' of 'hoe'. Soms kun je ook 'waarom' gebruiken om door te vragen, maar doe dit pas als iemand zich op zijn gemak voelt.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open en gesloten vragen

Een gesloten vraag:
• Eet je vanavond mee?

Een open vraag:
• Waar heb je trek in voor het eten vanavond?


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open en gesloten vragen

Stel je voor dat je een bekende vlogger mag interviewen. 
Je wilt alles van hem weten wat je maar bedenken kunt. 

Schrijf op het formulier 5 gesloten vragen en 5 open vragen die je aan de vlogger kunt stellen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open en gesloten vragen
Werk in groepjes van drie of vier personen. 
Jullie gaan mij te bellen om te weten te komen in wat voor huis ik woon en wat ik over 7 jaar wil gaan doen.

Ik zal jullie vragen beantwoorden, als jullie tenminste een correct zakelijk telefoongesprek voeren en goede open vragen stellen.


Slide 30 - Tekstslide

Leen als dat mogelijk is een mobiele telefoon van school.
Open en gesloten vragen
Na afloop bekijken we welk groepje het meeste te weten is gekomen.

Jullie krijgen 10 minuten tijd om de vragen voor te bereiden die jullie aan mij willen stellen. Daarna bellen jullie mij en krijgen 5 minuten tijd om mij vragen te stellen.

Slide 31 - Tekstslide

Gebruik als dat mogelijk is een mobiele telefoon van school.
Of bel de leerling met de telefoonherkenning uit.