4.3

weektaak geschiedenis week 20


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

weektaak geschiedenis week 20


Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
Hopelijk heeft iedereen een goeie vakantie gehad!!! :)

Voor de vakantie heb je aan paragraaf 4.1 en 4.2 gewerkt.
Weet je nog waar dit over ging?
Op de volgende pagina´s ga je beide paragraven kort herhalen.

Slide 2 - Tekstslide

Weet je het nog van vorige les?
Het leenstelsel:


Karel Martel (Karel de Grote) kon niet overal te gelijk zijn
  • Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten
  • Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen. 
  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
  • Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 4 - Quizvraag

Begrippen van paragraaf 4.2
Agrarische samenleving:
Wat betekent dat eigenlijk?
Het is een samenleving waarin de meeste mensen op het platteland wonen en van de landbouw leven. 

agrarisch-urbane / landbouwstedelijke samenleving:
Het is een samenleving waarin de meeste mensen op het platteland wonen en van de landbouw leven, maar waarin er ook veel opkomende steden zijn met ambachtslieden.

Slide 5 - Tekstslide

Weet je het nog? Steden vielen uiteen
De steden vielen uiteen. 
De landbouwstedelijke samenleving / agrarisch-urbane, waarbij mensen zowel op het platteland woonden als in de steden, verdwenen.  
Iedereen ging op het platteland wonen. De mensen gingen op het domein wonen.
Een domein was het landgoed van een heer: een koning, edelman of bisschop. 
Het domein werd bewerkt volgens het hofstelsel, daarover zometeen meer..


Slide 6 - Tekstslide

Weet je nog?
Het hofstelsel



  • Een dorp met landbouwgrond heette een domein
  • De heer, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein
  • Hij woonde soms in een donjon, een soort kasteel en soms in een vroonhof, de grote boerderij van de heer in het dorp
  • In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.
    deel 1: Werd verhuurd aan boeren die belastig moesten betalen 
    deel 2: Was voor de heer zelf

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een domein?
A
De woning van de koning
B
De woning voor de ridders
C
Een dorp met landbouwgrond
D
Een dorp aan een rivier

Slide 8 - Quizvraag

Weet je nog?
Veel plichten,
weinig rechten
I




  • Idereen op het domein van de heer hoorde bij het domein 
  • De boeren waren horigen van de heer: ze moesten gehoorzaam zijn 
  • Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht betalen. 
  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjes, te doen. 
  • Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen 

Slide 9 - Tekstslide

De Middeleeuwen
4.3. Binnen de muren op het klooster

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les weet je hoe het christendom zich verspreidde over Europa

Slide 11 - Tekstslide

De kerkvaders
  • In de 4e en 5e eeuw na Chr. was het Christendom door het Romeinse Rijk verspreid. 
  • De kerkleer (belangrijkste ideeën en regels) werd langzaam door de kerkvaders vastgelegd in hun boeken. Augustinus is de belangrijkste kerkvader. 
  • De Leer van het christelijke geloof is dus in de vroege middeleeuwen vast gelegd. 

Slide 12 - Tekstslide

Een kerkvader is
A
Iemand die de verantwoordelijkheid heeft over een kerk.
B
Iemand die het christelijke geloof heeft bedacht.
C
Iemand die belangrijke ideeën en regels over het christendom vast legde.
D
Een ander woord voor messias.

Slide 13 - Quizvraag

Augustinus, een van de belangrijkste kerkvaders
  • Eén van de belangrijkste kerkvaders van het christendom.
  • Hij combineerde belangrijke opvattingen van Plato met christelijke opvattingen, dit schreef hij in het boek 'De stad van God'



Slide 14 - Tekstslide

Hulp van God


Het leven van de mensen in de vroege Middeleeuwen was zwaar. 
Veel van de dingen om hen heen begrepen ze niet.
Bij ziektes, natuurrampen of hongersnoden vroegen ze God om hulp.
De mensen van de kerk, de geestelijken, hielpen hen hierbij.
Hiervoor moesten de boeren wél belasting betalen...

Slide 15 - Tekstslide

Paleizen voor de hoge geestelijken

Tussen 1309 en 1377 woonden de pausen niet in Rome, maar in de Franse stad Avignon. Dit was in die tijd hun paleis, het Palais des Papes (het paus paleis).


  • De Paus, de leider van de kerk, had in de Middeleeuwen enorm veel macht, soms zelfs meer dan een koning of keizer.
  • De Paus en andere hoge geestelijken, zoals bisschoppen, hadden veel grond en konden de baas zijn van een domein (soms zelfs meedere).
  • Ze  woonden in enorme paleizen, vol luxe

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de beste omschrijving
van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 17 - Quizvraag

Een vrouwelijke monnik
wordt een non genoemd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag


De kloosters voor de lage geestelijken



  • Lage geestelijken, zoals priesters, monniken en nonnen, woonden en leefden vaak veel eenvoudiger.

  • Monniken en nonnen waren zelf niet rijk, de kloosters soms wél: zij hadden veel grond en kregen pacht van de boeren op hun land.

Slide 19 - Tekstslide

Leven in een
klooster



In een klooster werd veel gebeden door de monniken
 en nonnen, maar ze moesten ook hard werken
op het land. Daarnaast verzorgden zij de zieken 
en hielpen mensen bij hun geloof in God.


In de kloosters werden soms ook oude boeken overgeschreven.
Dit duurde heel lang: het was dus echt 'monnikenwerk', bekijk maar in het volgende filmpje
Hiernaast staat een voorbeeld van een dagschema van een Monnik. 
Dagschema van een Monnik
2.30: opstaan
2.30 - 3.00: studie en meditatie
3.00 - 5.00: kerkdienst /bidden
5:00 - 6:00: studie en meditatie
6:00 - 7:30: kerkdienst /bidden
7:30 - 8:00: werken
8:00 - 9:30: kerkdienst /bidden
9.30 - 12.00: werken
12.00 - 13.30: kerkdienst /bidden
13.30 - 14.00: avondeten
14:00 - 16:15: werken
16:15 - 17:30: kerkdienst /bidden
17:30 - 18:00: studie en meditatie
18:00 - 18:30: kerkdienst /bidden
19:00: slapen

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Maak de juiste combinaties m.b.t. de geestelijken
Geestelijke
Monnik
Paus
Priester
Iemand met een functie in de kerk
Iemand in dienst van de kerk
Geestelijke die leeft in een klooster
Hoogste geestelijke leider van de kerk

Slide 22 - Sleepvraag

Aan de slag:
1) handboek blz 79 en 80
2) werkboek blz 92 t/m 94
maken opdracht 2, 3, 5, 7, 10
Succes!!! :)
En als je vragen hebt mail dan even naar: ntuinier@bbonderwijs.nl

LET OP!! hierna komt nog het lijstje met de begrippen van paragraaf 4.3


Slide 23 - Tekstslide

Begrippen uit deze paragraaf
  • Kerkvaders
  • Abt
  • Geestelijken
  • Kerstening
  • Katholiek

Slide 24 - Tekstslide

Dit was geschiedenis 
voor deze week :)

Slide 25 - Tekstslide