1.1 Wat is economie

1.1 Wat is economie
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.1 Wat is economie

Slide 1 - Tekstslide

Regels en grenzen
  1. RESPECT
  2. Op je plek zitten en spullen op tafel
  3. Stil zijn, vragen stellen, vinger opsteken en praten
  4. Huiswerk maken en nakijken
  5. Geen snoep, muziek, capuchon
  6. Schone werkplek
1 waarschuwing, bij de 2e waarschuwing 1 uur terugkomen

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  1. Leerdoelen
  2. Huiswerk volgende les
  3. Terugblik vorige les
  4. Uitleg 1.1
  5. Maken opdrachten 1.1
  6. Vooruitblik

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk 1.1
Pak je agenda voor je en noteer het huiswerk voor 9 september:
Lezen bladzijde 10 t/m 13
Lees de leerdoelen door en gebruik de uitleg
Maken vraag 1 t/m 10 van paragraaf 1.1

De volgende les controle en nakijken van het huiswerk!
1 waarschuwing, bij de 2e waarschuwing 1 uur terugkomen

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk kleine toets
Noteer in je agenda de kleine toets op 17 september:
Lezen bladzijde 10 t/m 19 en leer de uitleg
Kleine toets over paragraaf 1.1 en 1.2

Neem een rekenmachine mee en noteer je berekeningen bij de rekenvragen. 

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waar economie over gaat
  • Je kunt voorbeelden geven van wat jijzelf met de economie te maken hebt
  • Je kunt uitleggen hoe bedrijven en de overheid met economie te maken hebben
  • Je kunt geldbedragen op de juiste manier noteren

Slide 6 - Tekstslide

LessonUp
  • Chromebook open en dicht
  • Inloggen 
  • Lezen van de vragen
  • Vragen beantwoorden
  • Klein prijsje voor de winnaar van de quiz

Slide 7 - Tekstslide

Alles wat je nodig hebt of graag wilt hebben noem je...
A
Keuzes
B
Behoeften
C
Consumeren
D
Produceren

Slide 8 - Quizvraag

Je hebt niet genoeg tijd en geld om alles te doen en te kopen wat je wilt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Economie gaat over keuzes maken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Economie gaat over keuzes maken
  • Veel doen en veel uitgeven
  • Weinig tijd en weinig geld (middelen)
  • Keuzes maken wat je doet en waar je geld aan uitgeeft

Prioriteiten stellen: je doet en koopt het belangrijkste eerst
Eerst je basisbehoeften en daarna de overige behoeften

Slide 12 - Tekstslide

Behoeften
Iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben, noem je een behoefte. Er zijn twee groepen behoeften.
  1. Basisbehoeften: alles wat je echt nodig hebt om te leven, zoals eten en drinken, woonruimte en kleding. Medicijnen zijn in het Westen basisbehoeften, in arme landen niet. 
  2. Overige behoeften: alles wat je leven leuker of makkelijker maakt, bijvoorbeeld: computergames, uitgaan.

Slide 13 - Tekstslide

Consumeren en produceren
  1. Als je iets nodig hebt koop je dat met geld in een winkel. Je bent dan aan het consumeren: goederen of diensten kopen voor je eigen behoeften. 
  2. Bedrijven maken de goederen en diensten voor je. Zij produceren: producten maken om geld te verdienen.  

Slide 14 - Tekstslide

Consumeren en produceren
Consumenten en producenten hebben elkaar nodig en werken samen
  • Consumenten verdienen geld door te werken bij bedrijven
  • Bedrijven hebben mensen nodig om te kunnen produceren
  • Consumenten vragen om producten van bedrijven
  • Bedrijven bieden producten aan 
  • Consumenten en producenten ruilen met geld

Slide 15 - Tekstslide

Geldbedragen noteren
Noteer het € teken voor een geldbedrag

Tussen hele € en centen noteer je een komma (op je rekenmachine een punt) 

Slide 16 - Tekstslide

Geldbedragen noteren
Een geldbedrag rond je af op hele centen (twee cijfers achter de komma)
Kijk naar het derde getal achter de komma
Afronden naar beneden: 0, 1, 2, 3, 4
Afronden naar boven: 5, 6, 7, 8, 9 

€ 2,365 rond je dus af naar boven op € 2,37

Slide 17 - Tekstslide

Geldbedragen noteren
Bij duizendtallen en miljoenen noteer je een punt tussen de duizendtallen (op je rekenmachine niet intoetsen)

€ 10 x € 10 = € 100
€ 100 x € 100 = € 10.000
€ 1.000 x € 1.000 = € 1.000.000

Slide 18 - Tekstslide

Het boek Pincode 
  • Zeven hoofdstukken met vier paragrafen
  • Geel = leerdoelen
  • Blauw = theorie
  • Groen = rekenen
  • Herhalingsopdrachten en plusopdrachten
  • Samenvatting, begrippen en oefentoets (online)

Slide 19 - Tekstslide

Opdrachten 1.1 maken
Ga naar bladzijde 10 van je boek
Lees de leerdoelen door en gebruik de uitleg
Geef antwoord op vraag 1 t/m 10 op bladzijde 10 t/m 13

Tijdens het maken van de opdrachten is het 15 minuten stil
Steek je vinger op als je een vraag hebt!
Klaar? Ga dan verder met de herhalings- of plusopdrachten 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Goederen of diensten kopen voor je eigen behoeften.
A
Consumeren
B
Produceren
C
Basisbehoeften
D
Overige behoeften

Slide 22 - Quizvraag

Producten maken om geld te verdienen.
A
Consumeren
B
Produceren
C
Basisbehoeften
D
Overige behoeften

Slide 23 - Quizvraag

Consumenten en producenten hebben elkaar niet nodig en werken niet samen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

€ 2,364 rond je af op
A
2.36
B
€ 2.36
C
2,35
D
€ 2,35

Slide 25 - Quizvraag

Terugblik
Wat heb je geleerd?
  • Je kunt uitleggen waar economie over gaat
  • Je kunt voorbeelden geven van wat jijzelf met de economie te maken hebt
  • Je kunt uitleggen hoe bedrijven en de overheid met economie te maken hebben
  • Je kunt geldbedragen op de juiste manier noteren

Slide 26 - Tekstslide

Vooruitblik
De volgende les gaat over: 1.2 Economie en geld

Huiswerk: opdracht 1 t/m 10 van paragraaf 1.1

Bedankt voor je aandacht!


Slide 27 - Tekstslide

Deze les was...

Slide 28 - Tekstslide