HA - week 40 - les 1 -Spelling werkwoorden

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

Slide 1 - Tekstslide

- Stillezen
- Spelling werkwoorden
- Aan de slag
Planning deze les:

Slide 2 - Tekstslide

- Je kunt in een zin de persoonsvorm herkennen
- Je ziet in welke tijd de zin staat 
- Je schrijft de persoonsvorm juist 
Doel van de les

Slide 3 - Tekstslide

Stillezen
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Bestaat uit 2 delen:

  1. Hoe schrijf je alles dat geen werkwoord is?
  2. Hoe schrijf je werkwoorden?

Spelling:

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen :
1.  burgermeester verbaast - hij verbaast zijn onderdanen (pvtt)
2. burgermeester verbaasd -  hij is zelf verbaasd (vd)
Spelling:

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoord dat aangeeft in welke tijd de zin gaat en wie hem uitvoert. 

1. Tijd veranderen
2. Hoeveelheid 'uitvoerder' veranderen
Spelling persoonsvorm:

Slide 7 - Tekstslide

Hoe schrijf je de persoonsvorm:

Ik- vorm = (vaak) hele ww -en (werk - werken)
Hij- vorm = ik-vorm +t
Wij- vorm = hele werkwoord

                Lopen                     werken                    worden        
ik             loop
hij           loopt
wij          lopen


Spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd:

Slide 8 - Tekstslide

Wat
- Maak je leerlijn van Spelling: persoonsvorm tegenwoordige tijd
(let op, er zijn twee onderdelen spelling, dit is de onderste)

Wanneer:
Deze les 
De laatste twee lessen oefenen en herhalen.

klaar: 
- Oefen met het kopje trainen/ ander huiswerk


Aan de slag:

Slide 9 - Tekstslide

1. In de stad .....  (dansen) de mensen op straat.
2. Ik .... (worden) echt niet goed van deze toets.
3. Jouw naam ...... (opvallen) mij .....
4. De klok ..... (tikken) net iets te hard.
5. .... (worden) de klas vandaag op tijd verwacht?
6. Waarom ... (koken) je nou alweer een ei?
7. Hoezo .... (koken) je mentor een ei in de klas?

Geef je antwoord in 'vragen'. 
Welk woord moet er op de puntjes?

Slide 10 - Tekstslide

Ik kan de persoonsvorm tt in een zin herkennen en goed schrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

- Leesboek mee
- oefenen voor toets


Volgende les

Slide 12 - Tekstslide