Pronouns (all - 1st form)

Pronouns
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Pronouns

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les:

* Weet je alle persoonlijke voornaamwoorden in het Engels en kun je ze goed in de zin gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

What pronouns do you know?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Demonstrative (aanwijzende) pronouns
Personen
onderwerp
1. ik        =       1. I
2. jij       =      2. you
3. hij      =      3. he
4. zij       =     4. she
5. het      =    5. it
6. wij       =   6. we
7. jullie    =   7. you
8. zij         =   8. they
lijdend voorwerp
1. mij/me  = me
2. jou  =  you
3. hem  =  him
4. haar  =  her
5. het  =  it
6. ons  =  us
7. jullie  =  you
8. hen  =  them
bezit
1. mijn = my
2. jouw = your
3. zijn = his
4. haar = her
5. van het = its
6. ons/onze = our
7. jullie = your
8. hun = their

Slide 5 - Tekstslide

Exercise 1
Choose the correct personal pronoun

Slide 6 - Tekstslide

This is Jonah, (wij) like (hem) a lot.
A
we, him
B
they, her
C
us, he
D
we, he

Slide 7 - Quizvraag

What do (jullie) want from (ons)?
A
she, we
B
they, us
C
you, us
D
they, you

Slide 8 - Quizvraag

This is Karin, (zij) likes football.
A
they
B
she
C
her
D
he

Slide 9 - Quizvraag

Do you see those two boys? (Zij) are up to no good.
A
she
B
they
C
him
D
them

Slide 10 - Quizvraag

(hij) gave (haar) a pretty flower.
A
him, her
B
he, she
C
he, her
D
him, she

Slide 11 - Quizvraag

Exercise 2
Choose the correct possessive pronoun

Slide 12 - Tekstslide

This is (mijn) bike.
A
I
B
me
C
my

Slide 13 - Quizvraag

See that dog? (zijn/haar) tail is long.
A
his
B
her
C
its
D
it's

Slide 14 - Quizvraag

(Onze) mother gave (haar) friend a car.
A
us, hair
B
our, her
C
ours, hers
D
our, hers

Slide 15 - Quizvraag

(hun) train is late.
A
they
B
them
C
theirs
D
their

Slide 16 - Quizvraag

Is that (hun) car?
A
of them
B
their
C
they

Slide 17 - Quizvraag

Is that (zijn) book?
A
him
B
his
C
he

Slide 18 - Quizvraag

Exercise 3
Fill in the missing words.
(type alleen het woord)

Slide 19 - Tekstslide

We like (onze) English teacher.

Slide 20 - Open vraag

He gave (zijn) mother a kiss.

Slide 21 - Open vraag

Can you give (mij) some candy?

Slide 22 - Open vraag

She is a very nice girl. (Haar) friends are not so nice.

Slide 23 - Open vraag

He gives (haar) a nice present.

Slide 24 - Open vraag

The teacher gives (hun) a lot of homework.

Slide 25 - Open vraag

Is this (jouw) bus? No, it is ours.

Slide 26 - Open vraag

She gives (ons) a lot of cookies.

Slide 27 - Open vraag

This is (onze) dog.

Slide 28 - Open vraag

Oefen nu nog op de volgende 3 sites
Het is slim om je aantekeningen erbij te houden, dan kun je je antwoorden opzoeken!

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Link

Slide 32 - Link

Je kent nu:

alle persoonlijke voornaamwoorden (als onderwerp, bezit en lijdend voorwerp) en kunt deze goed in een zin gebruiken

Slide 33 - Tekstslide

Ging het goed? Of vond je het juist lastig? Vertel dat hier:

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide