Cap 3 - les 1
1 / 21
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Les in twee delen
IK KAN AL (recap cap2)
SCHRIJF OP:
1. de vervoeging van het werkwoord SER
2. de vervoeging van het werkwoord ESTAR
3. Hoe je jezelf voorstelt (minimaal naam + leeftijd + waar je woont)
SCHRIJF OP:
1. de vervoeging van het werkwoord SER
2. de vervoeging van het werkwoord ESTAR
3. Hoe je jezelf voorstelt (minimaal naam + leeftijd + waar je woont)
Slide 4 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
hablo
bebo
habláis
come
vivimos
escriben
vivís
hablan
preguntamos
vives
vende
compran
escuchas
escucháis
vive
bebemos
compro
bailas
bailáis
leemos
habla
leen
escuchas
pregunto
Slide 5 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
IK KAN AL: de vervoeging van de REGELMATIGE werkwoorden
AR, ER, IR: Zet de juiste vorm van het werkwoord in de zin:
1. (hablar/él, usted____)__ muy despacio, por favor. Yo sólo (hablar)____ un poco de español.
2. Mi padre y mi madre (vivir)_____ en Madrid.
3. Yo (tener) ______ catorce años.
4. Maribel y yo (nosotros/ comer) ______ patatas fritas.
5. Mi tío (él/ escuchar)___________ la música clásica.
AR, ER, IR: Zet de juiste vorm van het werkwoord in de zin:
1. (hablar/él, usted____)__ muy despacio, por favor. Yo sólo (hablar)____ un poco de español.
2. Mi padre y mi madre (vivir)_____ en Madrid.
3. Yo (tener) ______ catorce años.
4. Maribel y yo (nosotros/ comer) ______ patatas fritas.
5. Mi tío (él/ escuchar)___________ la música clásica.
Slide 6 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
¿Cómo se llama el capítulo 3?
Slide 7 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
¿Qué significa el título?
Slide 8 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 9 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Ken jij al Spaanse woorden die
te maken hebben met
'het huis' of met 'familie'?
Welke zijn dat?
te maken hebben met
'het huis' of met 'familie'?
Welke zijn dat?
Slide 10 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Slide 11 - Video
Deze slide heeft geen instructies
el comedor
el balcón
la cocina
el dormitorio
el pasillo
Slide 12 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 13 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 14 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
de oom
A
el abuelo
B
el tío
C
el nieto
D
el hijo
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
de kinderen (zoons en/of dochters)
A
los hermanos
B
los nietos
C
los primos
D
los hijos
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
El padre de mi madre es mi
A
tío
B
hermano
C
abuelo
D
primo
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
El padre y la madre son .....
A
las madres
B
los padres
C
los tíos
D
las tías
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Es la hija de mis padres y no soy yo.
Es .....
Es .....
A
mi hermano
B
mi hermana
C
mi sobrino
D
mi sobrina
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke woorden heb je
nieuw geleerd vandaag?
nieuw geleerd vandaag?
Slide 20 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Slide 21 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
