Voegwoorden en voorzetsels

Welke voegwoorden ken je?
1 / 15
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welke voegwoorden ken je?

Slide 1 - Woordweb

Slide 2 - Video

Voegwoorden van tijd (geven aan in welke volgorde de zaken zich afspelen):
  1. voordat 
  2. nadat 
  3. terwijl
  4. zodra

Slide 3 - Tekstslide

Denk aan de plaats van het werkwoord!
Voordat zij naar haar werk gaat, brengt zij de kinderen naar de crèche.
Nadat ze geslapen had, voelde ze zich weer fit.
Jan doet de afwas terwijl zijn vrouw de baby naar bed brengt.
Zodra het licht wordt, gaan de vogels zingen.

Slide 4 - Tekstslide

Voegwoorden van voorwaarde (geven aan dat wat in de ene zin beschreven wordt een voorwaarde is voor de andere zin):




  1. tenzij
  2. mits
  3. wanneer
  4. als

Slide 5 - Tekstslide

Mits = als, alleen wanneer
tenzij = als niet, behalve wanneer

We gaan morgen naar het strand, mits het mooi weer is.
We gaan morgen naar het strand, tenzij  het regent.

Slide 6 - Tekstslide

Vul het juiste voegwoord in!

...ik ga werken, eet ik een boterham.

Slide 7 - Open vraag

Vul het juiste voegwoord in!

...er plaats is in het restaurant, gaan we vanavond tapas eten.

Slide 8 - Open vraag

Vul het juiste voegwoord in!

Ik ga straks wandelen, ... het regent.


Slide 9 - Open vraag

Vul het juiste voegwoord in!

Johan poetst het huis, ...de kinderen tv kijken.

Slide 10 - Open vraag

Vul het juiste voegwoord in!

...ik de afwas had gedaan, ging ik slapen.

Slide 11 - Open vraag

Voorzetsels
Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord.
'kast-woorden'
Voorzetsels van plaats / tijd

Slide 12 - Tekstslide

Probeer eens ........................... het eind van de les je mond dicht te houden

Slide 13 - Open vraag

Mijn broer is jarig ........................... 25 december

Slide 14 - Open vraag

en nu.....
Maak paragraaf 1.4 op blz 159, 160,161

Slide 15 - Tekstslide