In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
E is het symbool voor?
A
Hoeveelheid verbruikte energie
B
Spanning
C
hoeveelheid verbruikte stroom
D
hoeveelheid verbruikte Vermogen
Slide 1 - Quizvraag
P is het symbool voor?
A
elektrische energie
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 2 - Quizvraag
Zet de onderdelen van de formule op de juiste plek
E
P
t
Slide 3 - Sleepvraag
Noteer de formule om de tijd uit te rekenen als Energie en Vermogen bekend zijn.
Slide 4 - Open vraag
Wat is het verschil tussen energie en vermogen?
Slide 5 - Open vraag
Een computer heeft een vermogen van 80W. Hij staat 1 uur aan. Bereken de energie de totale energie die hij gebruikt in kJ.
Slide 6 - Open vraag
Een straalkachel heeft een vermogen van 2000 W. Als deze kachel 45 minuten aanstaat, wordt er energie omgezet. Bereken de energie in kWh.
Slide 7 - Open vraag
Een wasmachine heeft in 3 uur 21 kWh aan energie verbruikt. Wat is het vermogen van de wasmachine? Bereken het vermogen van de wasmachine in kilowatt (kW).
Slide 8 - Open vraag
Een stofzuiger heeft een vermogen van 1500 watt en wordt gemiddeld 2 uur per week gebruikt. 1 kWh kost 13 eurocent. Bereken de kosten (in euro) voor het verbruik van de stofzuiger.
Slide 9 - Open vraag
Als deze 60 W lamp dus 5 seconde aan staat. Hoeveel energie gebruikt hij dan?
Slide 10 - Open vraag
. Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
666.7 kWh
B
1500 kWh
C
1.5 kWh
D
1.3 kWh
Slide 11 - Quizvraag
Nadat je thuiskomt van school om 16:00 uur kijk je tot 18.30 uur tv. Je tv heeft een vermogen van 175 W. Hoeveel energie heb je verbruikt in deze tijd? Geef je antwoord in kWh. Noteer formule, gegevens en berekening (Antwoord in 3 decimalen)
Slide 12 - Open vraag
Je telefoon heeft op een dag 12 uur aangestaan, in deze tijd heeft hij 625 kJ verbruikt. Wat is het gemiddelde vermogen van je telefoon deze dag? Geef je antwoord in W Noteer formule, gegevens en berekening (rond af op 1 decimaal)
Slide 13 - Open vraag
Wat wordt er bedoeld met het rendement van een energie-omzetting?
A
Hoeveel winst je ermee maakt
B
Hoe zuinig het apparaat is
C
Hoeveel verlies aan energie er optreedt
D
Hoeveel procent nuttige energie het oplevert
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de opgenomen energie van deze windmolen? (energie die erin gaat)
A
warmte
B
elektrische energie
C
bewegingsenergie
D
chemische energie
Slide 15 - Quizvraag
Een koelkast verbruikt per dag 1,2 kWh. Wat kost het om deze koelkast een heel jaar aan te laten staan. 1 kWh kost €0.25.
A
€1,20
B
€54,75
C
€0.30
D
€1898,00
Slide 16 - Quizvraag
Welke bewering is juist. 1.Een kWh is een eenheid van vermogen. 2.Bij een apparaat is de nuttige energie gelijk aan de niet-nuttige energie en de toegevoerde energie samen
A
bewering 1 is juist
B
bewering 2 is juist
C
beide beweringen zijn juist
D
beide beweringen zijn onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Welke bewering is juist. 1.Met 1kWh elektrische energie kun je 100 uur internetten 2.Een gemiddeld nederlands gezin verbruikt per jaar ongeveer 3500 kWh aan elektrische energie
A
bewering 1 is juist
B
bewering 2 is juist
C
beide beweringen zijn juist
D
beide beweringen zijn onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Welke bewering is juist. 1. één joule is 3.600.000 kWh 2. Energie gaat nooit verloren
A
bewering 1 is juist
B
bewering 2 is juist
C
beide beweringen zijn juist
D
beide beweringen zijn onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Welke lamp geeft het meeste licht op 900 lm tegenover het minste stroomverbruik?
A
LED
B
Halogeen
C
Gloeilamp
D
Spaarlamp
Slide 20 - Quizvraag
Sleep de ster naar de plek, waar het energie verbruik per jaar staat vermeld.
Sleep het vierkant naar de plek waar het water verbruik per jaar staat vermeld.
Slide 21 - Sleepvraag
Een zonnepaneel heeft een nuttig piekvermogen van 470 W/m2 Het rendement is 15%. bereken het maximale vermogen van de zonnestraling die op het zonnepaneel valt
Slide 22 - Open vraag
1 vierkante meter zonnepaneel levert ongeveer 370MJ elektrische energie. Hoeveel vierkante meter zonnepaneel heb je nodig voor 6600 MJ energie?