Schrijven in de praktijk 2.4 Verslagen & Taalverzorging 2.1 Hoofdletters + 2.2 Leestekens

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Schrijven in de praktijk: Verslagen
  • Je schrijft objectieve verslagen.


Taalverzorging:
  • Je gebruikt hoofdletters juist.
  • Je gebruikt leestekens juist.










Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Die journalist ...... ons gisteren de verwachte verkiezingsuitslag. (duiden)
A
duidt
B
duide
C
duid
D
duidde

Slide 4 - Quizvraag

Naar de ........ walvis kwamen veel mensen kijken. (stranden)
A
gestrande
B
gestrandde

Slide 5 - Quizvraag

Waardoor ..... jij tegenwoordig zo vaak een kaarsje? (branden)
A
brand
B
brandt
C
brande
D
brandde

Slide 6 - Quizvraag

Herhaling

Slide 7 - Tekstslide

Informatieve teksten zijn altijd
A
kort en grappig
B
feitelijk
C
iemands mening
D
saai

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat komt niet voor in een informatieve tekst?
A
Afbeeldingen
B
Mening van de schrijver
C
Feiten
D
Voorbeelden

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
Bert als je klaar bent, mag je gaan.
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.

Slide 20 - Quizvraag

Hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 21 - Quizvraag

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ik haal morgen wel boodschappen en bloemen.
B
In mijn auto heb ik nog wel wat brood, drinken en fruit.
C
Hoe komt het dat je de toets zo slecht gemaakt hebt?
D
Hij gaat niet dus, moet zijn zusje het maar doen.

Slide 22 - Quizvraag

Hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 23 - Quizvraag

Een leesteken is een teken voor het lezen.

. = zin is afgelopen
? = zin is een vraag
! = zin met nadruk lezen
, = pauze
H = begin van de zin óf naam

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Taalverzorging
3.1 Verkorte versie + 3.2 (alleen leestekens 1)
Schrijven: 2.4 Verslagen
opdr. 1 en 2
Aan de slag!

Slide 28 - Tekstslide