Nederlands Klas 1, Thema 4, taak A, Wat is er gebeurd?

Taak A, Wat is er gebeurd?
Blz. 294
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Taak A, Wat is er gebeurd?
Blz. 294

Slide 1 - Tekstslide

Blz. 294
In nieuwsberichten krijg je informatie over wat er in de wereld gebeurt.

Voorbeelden van nieuwsberichten zijn:

- krantenartikel in het stadsblad over een nieuwe winkel in het centrum
- Een bericht op een nieuwswebsite over een walvis die is aangespoeld bij de kust van Den Haag
- Een bericht tijdens het NOS-journaal dat de minister-president van Nederland binnenkort op bezoek gaat bij de president van Amerika.

Slide 2 - Tekstslide

Waar kun je nieuws vinden?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Waar gaat dit krantenartikel over?

Slide 5 - Woordweb

Wat vind jij van de actie van de politie?

Slide 6 - Open vraag

Lees of bekijk je zelf weleens nieuwsberichten?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Waarom lees of bekijk je nieuwsberichten?

Slide 8 - Open vraag

Waar gaan de nieuwsberichten over die jij interessant vindt?

Slide 9 - Open vraag

Uitleg
Nieuwsberichten kun je op verschillende plekken tegenkomen:
- op tv
- op internet
- in de krant
- op de radio

Nieuwsberichten kunnen gaan over gebeurtenissen bij jou in de buurt, maar ook over iets dat ergens anders in Nederland of in een ander land is gebeurd.



Slide 10 - Tekstslide

Uitleg
Vaak wordt in een nieuwsbericht beschreven:
- Over wie of wat het gaat
- Wat er is gebeurd
- Waar het is gebeurd
- Wanneer het is gebeurd

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 2
We gaan kijken en luisteren naar een nieuwsbericht. We lezen eerst de vragen:
1. Waar kom je dit nieuwsbericht tegen?
2. Over wie of wat gaat het nieuwsbericht?
3. Wat is er gebeurd?
4. Waar is het gebeurd?
5. Wanneer is het gebeurd?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Opdracht 2
1. Waar kom je dit nieuwsbericht tegen?
2. Over wie of wat gaat dit nieuwsbericht?
3. Wat is er gebeurd?
4. Waar is het gebeurd?
5. Wanneer is het gebeurd?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 3
1. Over wie of wat gaat dit nieuwsbericht?
2. Wat is er gebeurd?
3. Waar is het gebeurd?
4. Wanneer is het gebeurd?

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg
In een geschreven nieuwsbericht kan veel tekst staan. Je hoeft niet altijd alles te lezen om te weten waar het nieuwsbericht over gaat.

Slide 17 - Tekstslide

Verkennend lezen
Om snel te weten waar een nieuwsbericht over gaat, kun je de tekst VERKENNEND LEZEN:
1. Lees de titel, wat staat er boven het nieuwsbericht? De titel vertelt waar de tekst over gaat.

2. Kijk naar de afbeeldingen als die erbij staan, een afbeelding heeft altijd te maken met het onderwerp van de tekst. Een afbeelding verduidelijkt vaak de informatie in het nieuwsbericht.

3. Lees de tussenkopjes, een tussenkopje vertelt waar het stukje tekst onder het tussenkopje over gaat. Het stukje tekst onder een tussenkopje noem je een alinea.

Als je het nieuwsbericht na het verkennend lezen interessant vindt, kun je het nieuwsbericht daarna nauwkeurig lezen. Je leest het bericht dan helemaal, van begin tot eind.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 4
1. Omcirkel de titel van dit nieuwsbericht en schrijf de titel op.
2. Omcirkel de afbeelding en schrijf op wat je op de afbeelding ziet. Leg uit waarom deze afbeelding bij het nieuwsbericht past.
3. Omcirkel de tussenkopjes en schrijf de tussenkopjes op.
4. Over wie of over wat gaat dit nieuwsbericht?
5. Wanneer is het gebeurd?
6. Wat is er gebeurd?
7. Waar is het gebeurd?

Slide 20 - Tekstslide

Uitleg
In een geschreven nieuwsbericht kunnen woorden staan die je niet begrijpt. 
Toch kun je er vaak wel achter komen wat dat woord betekent, bijvoorbeeld door het stukje tekst voor en na dat woord te lezen. Vaak wordt de betekenis van het woord in dat stukje tekst uitgelegd.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 5
Lees alinea 2:
Op veel plekken in de openbare ruimte kun je graffiti tegenkomen. Graffiti zijn tekeningen en/of woorden, die met een verfspuitbus worden gespoten op bijvoorbeeld muren, ruiten of deuren.

Wat betekent het woord GRAFFITI?

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 5
Lees alinea 3:
Graffiti bestaat al heel lang, maar werd 50 jaar geleden pas populair in Amerika. Eerst werd graffiti gemaakt met viltstiften. Jongeren schreven dan hun naam op. Niet hun echte naam, maar een bijnaam die ze hadden bedacht. Dat werd dan een soort graffitihandtekening. Dit noem je een tag.

Wat betekent het woord tag?

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 5
Lees alinea 4:
Tegenwoordig wordt graffiti niet meer gemaakt met viltstiften, maar met spuitbussen. Ook zijn er nu andere vormen van graffiti dan alleen een handtekening. Soms is het een heel kunstwerk met letters en afbeeldingen. Zo'n kunstwerk noem je een 'piece'.

Slide 25 - Tekstslide

Wat betekent 'piece'?

Slide 26 - Open vraag

Waarmee werd graffiti vroeger gemaakt?

Slide 27 - Open vraag

Wat is verkennend lezen?

Slide 28 - Open vraag

Je kunt een tekst nauwkeurig lezen.
Wat betekent 'nauwkeurig'?

Slide 29 - Open vraag

Wat is een tussenkopje?

Slide 30 - Open vraag

Wat betekent het woord 'afbeelding'?

Slide 31 - Open vraag

Wat is een alinea?

Slide 32 - Open vraag

Klaar.
Textiel verval. Wij gaan om 10.40 uur rekenen.
Daarna ga je werk afmaken:
Studiemeter Engels thema 1 en 2 moet al af zijn.
Studiemeter rekenen H 2, 3 en 4 moet al af zijn.
Klokkijkboekje deel 1 en 2 af.
Tafelboekje af.
Alles al klaar? Muiswerk

Slide 33 - Tekstslide