In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
VWO
Slechte wetenschap - zo herken je die -
en meer.
Slide 1 - Tekstslide
valide
de systematische fout is zo klein mogelijk
Slide 2 - Tekstslide
betrouwbaar
de toevallige fout is zo klein mogelijk
Slide 3 - Tekstslide
De steekproef is klein. Dit gaat ten koste van de
A
validiteit
B
betrouwbaarheid
C
nauwkeurigheid
D
reproduceerbaarheid
Slide 4 - Quizvraag
Conclusies op basis van een kleine steekproef kunnen geldig zijn (bijv. bij een zeldzame ziekte), maar grotere steekproeven geven een beter beeld van de populatie.
Slide 5 - Tekstslide
In de figuur is sprake van een steekproef die niet ... is.
A
valide
B
betrouwbaar
C
nauwkeurig
D
representatief
Slide 6 - Quizvraag
Als de proefpersonen veel verschillen van de personen in de populatie, of als een groot deel van de benaderde personen de enquête niet heeft ingevuld, dan kunnen de conclusies van het onderzoek vertekend zijn.
Slide 7 - Tekstslide
Als er geen controlegroep is, is het onderzoek niet
A
valide
B
betrouwbaar
C
nauwkeurig
D
representatief
Slide 8 - Quizvraag
Bij onderzoek naar de werkzaamheid van een geneesmiddel moeten de resultaten van de proefpersonen worden vergeleken met personen die het middel niet gekregen hebben. Anders weet je niet of het middel werkt.
Slide 9 - Tekstslide
De controlegroep is niet vergelijkbaar met de onderzoeksgroep. Het onderzoek is dus niet
A
valide
B
betrouwbaar
C
nauwkeurig
D
representatief
Slide 10 - Quizvraag
Soms speelt het eigen oordeel van de onderzoeker een rol bij het indelen van personen in groepen. De groepen zijn niet meer goed vergelijkbaar. Dit gaat ten koste van de validiteit. Beter is 'aselecte toewijzing' aan een groep.
Slide 11 - Tekstslide
De laatste eeuwen is de temperatuur op aarde gestegen. Het aantal piraten is ook afgenomen.
A
Dit is een oorzakelijk verband
B
Dit is toeval
C
Dit heeft niets met elkaar te maken
D
Dit komt door het verstrijken van de tijd
Slide 12 - Quizvraag
Een grafiek met op de x-as een discrete variabele en op de y-as een frequentie heet een
A
staafdiagram
B
histogram
C
frequentiepolygoon
D
boxplot
Slide 13 - Quizvraag
Wat is waar voor een 'dubbelblind' onderzoek?
A
De onderzoeker weet niet wie de proefpersoon is
B
De proefpersoon weet niet wie de onderzoeker is
C
De proefpersoon weet niet wie proefpersoon is en wie de controle
D
De onderzoeker weet niet wie proefpersoon is en wie de controle
Slide 14 - Quizvraag
Wat is 'cherrypicking'?
A
kersen plukken
B
gegevens die de conclusie niet ondersteunen worden weggemoffeld
C
gegevens die in de gewenste richting wijzen worden gebruikt
D
alleen gegevens die in de gewenste richting wijzen worden gebruikt
Slide 15 - Quizvraag
Een grafiek met op de x-as klassemiddens van een continue variabele en op de y-as een frequentie heet een
A
staafdiagram
B
histogram
C
frequentiepolygoon
D
boxplot
Slide 16 - Quizvraag
Bij 'ronkende' koppen moet je oppassen voor
A
een zwaar overdreven resultaat
B
valse beloften, die voorlopig niet waar te maken zijn
C
verkeerde voorstelling van resultaten
D
verkooptrucje voor commerciële producten
Slide 17 - Quizvraag
Verborgen belangen - de onderzoeker is in dienst van een bedrijf
A
Tabaksindustrie zegt dat roken niet schadelijk is
B
Wageningen (Bayer) zegt dat Roundup geen kwaad kan voor bijen
C
De olie industrie financiert studies die klimaatverandering in twijfel trekken
Slide 18 - Quizvraag
Wat is 'peer review'?
A
Keuring van peren op de veiling
B
Beoordeling door leeftijdgenoten = peers
C
Collegiale beoordeling voorafgaand aan publicatie
D
Herhalen van een onderzoek
Slide 19 - Quizvraag
Een grafiek met op de x-as een continue variabele en op de y-as een frequentie heet een
A
staafdiagram
B
histogram
C
frequentiepolygoon
D
boxplot
Slide 20 - Quizvraag
Een grafiek met op de x-as een continue variabele en op de y-as een continue variabele heet een
A
strooiingsdiagram
B
frequentiepolygoon
C
lijngrafiek
D
cumulatieve frequentiepolygoon
Slide 21 - Quizvraag
Een grafiek met op de x-as een continue variabele en op de y-as een continue variabele gemeten aan eenzelfde individu heet een
A
strooiingsdiagram
B
frequentiepolygoon
C
lijngrafiek
D
cumulatieve frequentiepolygoon
Slide 22 - Quizvraag
Wat zet je uit op normaal waarschijnlijkheidspapier op de x-as en de y-as?
A
bovengrens van de klassen; frequentie
B
continue variabele; frequentie
C
bovengrens van de klassen; cumulatieve frequentie
D
continue variabele; cumulatieve frequentie
Slide 23 - Quizvraag
Th 2 voortplanting
Maak een mindmap van de verschillen en overeenkomsten tussen een zaad- en eicel.