Les 1 / persoonsvorm tegenwoordige tijd/verleden tijd
1 / 25
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Wij stellen het op prijs als je zijn toets zo spoedig mogelijk beoordeel_ .
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt
Slide 9 - Quizvraag
De student studeer_ hard voor zijn diploma.
A
studeert
B
studeerd
C
studeerdt
Slide 10 - Quizvraag
Vin_ je het een probleem om die toets nog even uit te stellen?
A
Vind
B
Vindt
C
Vint
Slide 11 - Quizvraag
Wij vertrouwen erop dat u zijn cijfer goed bereken_.
A
Berekend
B
Berekent
C
Berekendt
Slide 12 - Quizvraag
Wie de nieuwe teamleider wor_, is nog onduidelijk.
A
word
B
wort
C
wordt
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer beantwoor_ jij die e-mail?
A
beantwoord
B
beantwoort
C
beantwoordt
Slide 14 - Quizvraag
Wor_ je manager ook geïnterviewd door die journalist?
A
word
B
wort
C
wordt
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Drie collega’s mel_en zich vorige week bij de directie om daar vragen over te stellen.
A
D
B
DD
Slide 18 - Quizvraag
Het nakijken van alle toetsen kos_e hem heel veel tijd.
A
T
B
TT
Slide 19 - Quizvraag
Gisteren pra_en die leerlingen de problemen met hun docent uit.
A
Praten
B
Praatten
C
Praatte
Slide 20 - Quizvraag
Vroeger fiets_ ik altijd naar school
A
TE
B
DE
Slide 21 - Quizvraag
Hij wandel_ helemaal van Nijmegen naar Arnhem.
A
TE
B
DE
