Ontwikkelingsfase peuter en kleuter

Kennistoets over de ontwikkelingsfase van peuter en kleuter
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomieBeroepsopleiding

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kennistoets over de ontwikkelingsfase van peuter en kleuter

Slide 1 - Tekstslide

Piaget onderscheidt 3 mechanismen waarmee kennis vergaard wordt. Welke 3 zijn dat?

Slide 2 - Open vraag

Kinderen van 4 kunnen al een uitgebreid woordenschat hebben. Er zijn echter grote verschillen te zien. Bijvoorbeeld in de syntaxis. Geef aan welke zin is uitgesproken door een kind dat een elaborated code hanteert.
A
Ik wil naar mama, want ik ben ziek
B
Ik wil prei niet eten
C
Jas nu aandoen

Slide 3 - Quizvraag

Welk van de ontwikkelingspsychologen spreekt over de anale fase?

Slide 4 - Sleepvraag

In welk stadium ontwikkeld de peuter/ kleuter zich nu het meest volgens Piaget?

Slide 5 - Open vraag

Peuter en kleuters voelen zich aangetrokken tot de ouder van het andere geslacht en de ouder van het eigen geslacht is de identificatiepersoon. Over welke fase gaat het hier volgens Freud
A
De orale fase
B
De genitale fase
C
De latentie fase
D
De fallische of oedipale fase

Slide 6 - Quizvraag

Het pre-operationeel stadium kun je verdelen in 2 ontwikkelingsstadia, welke?

Slide 7 - Open vraag

Peuter
Kleuter
Anaal-musculair stadium
Autonomie tegenover schaamte en twijfel
Rechtvaardige en oordeelkundige ouders
Zelfcontrole en wilskracht, ook omgaan met regels en grenzen
Doelgerichtheid: in staat zijn te fantaseren en doelen te bedenken voor de toekomst waarbij gewetensvol wordt rekening gehouden met anderen
Gezonde gezinssituatie
I
nitiatief en fantasie tegenover schuldgevoel
Loco-motorisch genitale stadium

Slide 8 - Sleepvraag

Kohlberg spreekt over 3 niveau's van morele ontwikkeling. In welk niveau speelt de peuter/ kleuter zich voornamelijk af?
A
conventionele moraliteit
B
preconventionele moraliteit
C
postconventionele moraliteit

Slide 9 - Quizvraag

Lars (3) en Tijs (7) spelen samen met zand. Ze vullen beiden een emmer met 3 scheppen zand, maar de emmer van Lars is groot en die van Tijs is klein. De emmer van Tijs zit daarom voller volgens Lars, maar Tijs zegt dat ze allebei 3 scheppen zand in de emmer gedaan hebben en dus evenveel zand hebben. Lars gelooft dat niet. Welk kenmerk van de intuïtieve subfase van Piaget komt er in het denken van Lars naar voren?
A
Het denken van Lars is eendimensionaal
B
Lars heeft nog geen conservatiebegrip
C
Het denken van Lars is irreversibel

Slide 10 - Quizvraag

Piaget hanteert de begrippen autonome en heteronome moraliteit. Welke moraliteit zou je kunnen vinden bij kleuters?

Slide 11 - Open vraag

Wat betekend 'frozen watchfulness'?
A
Verschillende gevolgen van mishandeling
B
Leerproblemen ten gevolgen van mishandeling
C
geremde ontwikkeling omdat je constant op je hoede moet zijn voor dreiging of gevaar

Slide 12 - Quizvraag

De pre-operationele fase heeft een aantal kenmerken, waaronder artificialisme. Wat is een voorbeeld van wat een kind zou zeggen die het kenmerk artificialisme laat zien?
A
"Zee, zodat we kunnen zwemmen!"
B
"Als mijn eten op is, komt mama thuis van werk"
C
"Auw, die tafel heeft mij pijn gedaan!"

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Piaget onderscheidt 3 mechanismen waarmee kennis vergaard wordt. Welke 3 zijn dat?

Slide 15 - Open vraag