Oefenen meervoud

Welkom
Lezen in je leesboek

Meervoudsregels lesson up
timer
10:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Lezen in je leesboek

Meervoudsregels lesson up
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat is het meervoud van: olifant?
A
olifantjes
B
olifantten
C
olifanten

Slide 3 - Quizvraag

De (genie) hebben goede (idee) om de (probleem) op te lossen.
A
geniën - ideën - probleemen
B
genieën - ideeën - probleemen
C
genieën - ideën - problemen
D
genieën - ideeën - problemen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het meervoud van: mees?
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 5 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van: genie?
A
geniën
B
genieën

Slide 6 - Quizvraag

Deze (bedrijf) verhuren speciale (fiets) voor (gehandicapte).
A
bedrijfen - fietsen - gehandicaptten
B
bedrijfen - fietsen - gehandicapten
C
bedrijven - fietsen - gehandicaptten
D
bedrijven - fietsen - gehandicapten

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meervoud van: kaas?
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van: leeuwerik?
A
leeuweriken
B
leeuwerikken

Slide 9 - Quizvraag

Mika koopt nieuwe (laars) het liefst op (braderie).
A
laarzen - braderiën
B
laarzen - braderieën
C
laarsen - braderiën
D
laarsen - braderieën

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Bedankt voor de aandacht
Graag gedaan doei

Slide 12 - Tekstslide

Welkom
Lezen in je leesboek
Overhoren woordjes woordenlijst
Meervoudsregels herhalen
Blooket spelen
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Meervoud -en
De meeste zelfstandige naamwoorden
schrijf je in het meervoud met -en.


wiel - wielen
schoen - schoenen

Slide 15 - Tekstslide

De s bij meervoud
Aan het woord vast als er geen uitspraak-probleem is
Met een hoge komma als dat wel zo is + afkortingen.

Slide 16 - Tekstslide

En verder?
Als een woord eindigt op -e, -el, -en, -er, -em, -ie of -eau dan schrijf je in het meervoud een s.

Als een woord eindigt op -i, -a, -o, -u, -y dan maak je het meervoud met 's.

Slide 17 - Tekstslide

De dubbele medeklinker bij meervoud

Met dubbel k of met één k? Dat ligt aan waar de klemtoon ligt!

Slikken, likken, tikken     Monniken, leeuweriken.

Slide 18 - Tekstslide

De trema bij meervoud

Dat ligt ook aan waar de klemtoon ligt!
Op ie of ee: reeën, genieën.

Klemtoon valt er niet op: schrijf een -n en zet een trema op e.
> Bacteriën, poriën.


Slide 19 - Tekstslide

Bedankt voor de aandacht
Graag gedaan doei

Slide 20 - Tekstslide