Hoofdstuk 7:Regelt de overheid dat? Samenvatting

Welkom in de les :)
  • Ik ben startklaar met de juiste materialen voor de les.
  • Ik let op want 'straks ben ik aan de beurt'.
  • Wij werken met iedereen samen.
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom in de les :)
  • Ik ben startklaar met de juiste materialen voor de les.
  • Ik let op want 'straks ben ik aan de beurt'.
  • Wij werken met iedereen samen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regelt de overheid dat?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De overheid
De overheid bestaat uit 3 lagen:
  1. Het Rijk/Centrale overheid
  2. De gemeente
  3. De provincie en het waterschap

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Lagere overheden:
  1. Gemeenten
  2. Provincies
  3. Waterschappen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Rijk
Centrale overheid (rijksoverheid)
  • Bestuur: ministers
  • Burgers kiezen: Tweede kamer (controleren en benoemen ministers)
  • Taak: regelen van zaken die voor het hele land van belang zijn

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taken provincie:
  • indeling grondgebied (uitbreiden dorpen/steden, infrastructuur)

Taken waterschap:
  • Beheren van het water in hun gebied.
  • Maatregelen tegen overstromingen
  • Zuiveren van het water.
Provincie en Waterschap
Infrastructuur zijn alle manieren waarop je mensen, voertuigen, informatie of andere dingen kan verplaatsen. Zoals bijv. snelwegen of spoorwegen, maar ook telefoonkabels.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

particulier en collectieve sector
particuliere sector = bedrijven die niet tot de overheid horen en streven naar winst maken.
collectieve sector = bedrijven waar iedereen gebruik van kan maken en maken geen winst. bijvoorbeeld scholen, ziekenhuizen, bibliotheken

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je leert:
  1. Wat een collectieve sector is.
  2. Wat collectieve goederen zijn.
  3. Wat subsidies en accijnzen zijn en hoe worden deze gebruikt.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve en particuliere sector
collectieve sector
  • overheid en sociale zekerheidinstellingen
  • iedereen kan er gebruik van maken

particuliere sector
  • bedrijven
  • willen verkopen om winst te maken

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve goederen en diensten
Voorzieningen waar alle burgers gebruik van kunnen maken en die worden geleverd en betaald door de overheid.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van collectieve goederen en diensten?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve goederen en diensten
Voorzieningen waar alle burgers gebruik van kunnen maken en die worden geleverd en betaald door de overheid.
bijvoorbeeld: lessen op school, boeken huren van de bieb, auto rijden op de weg
 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Accijns
Accijns is een belasting op bepaalde producten met als doel de prijs te verhogen. Hierdoor wordt het gebruik verminderd. 

  • Alcohol
  • Benzine
  • Tabak

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subsidies
Subsidie = financiële bijdrage van de overheid om mensen en bedrijven te stimuleren
  • Sporten
  • Museumbezoek
  • Milieuvriendelijker produceren
  • Zonnepanelen aanschaffen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subsidie en accijns
  • Wil je iets stimuleren? -> subsidie
  • Wil je iets afleren? -> accijns (kostprijsverhogend!)


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale zekerheid
Sociale zekerheid 6.2

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen Sociale zekerheid
  • Ik kan uitleggen wat sociale verzekeringen zijn en welke verzekeringen je in Nederland hebt
  • Ik kan uitleggen wat het sociaal minimum is en wat sociale voorzieningen daarmee te maken hebben
  • Ik kan uitleggen hoe de sociale zekerheid in Nederland geregeld is

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verzorgingstaat
In een verzorgingsstaat zorgt de overheid voor welvaart en welzijn voor alle burgers in de samenleving. Met welvaart bedoelen we dat mensen voldoende inkomen krijgen om van te kunnen leven en met welzijn gaat het om de gezondheid van mensen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Verzorgingstaat

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale zekerheid
Door sociale zekerheid in o.a. NL heeft iedereen die niet in staat is om zelf te voor (voldoende inkomen) te zorgen, door bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid of werkloosheid, gegarandeerd een minimum inkomen en/of verzorging.
Sociale zekerheid bestaat uit:
- Sociale voorzieningen 
- Sociale verzekeringen: volksverzekeringen/werknemersverzekeringen
Sociale zekerheid
Bestaat uit alle regelingen waardoor iedereen in zijn noodzakelijke levensbehoeften kan voorzien.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociaal minimum en sociale voorzieningen
Sociaal minimum --> 
minimumbedrag dat je nodig hebt om van te leven.

 


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale zekerheid
Het sociale zekerheidsstelsel van Nederland bestaat uit:
  • sociale verzekeringen (volksverzekeringen, werknemersverzekeringen).
  • sociale voorzieningen (bijstand, re-integratie)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale voorziening
  • Wordt betaald vanuit belastingen
  • Eenvoudig voorbeeld: bijstand, kinderbijslag

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sociale verzekeringen
Bij de sociale verzekeringen hebben we:
  • Werknemersverzekeringen
  • Volksverzekeringen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volksverzekeringen:
Is voor alle inwoners in een land.
Iedereen betaalt een percentage van zijn inkomen.

AOW
ANW
WLZ

Werknemersverzekeringen:
Is voor werknemers.

Werknemers betalen premie via hun salaris.

WW
WIA

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale zekerheid
Leerdoel:
Ik kan uitleggen hoe de 
sociale zekerheid in 
Nederland geregeld is


WLZ: wet langdurige zorg
AOW: Algemene ouderdomswet
WW: Werkloosheidswet
WIA : Wet werk en inkomen 
naar arbeidsvermogen 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





De overheidsfinanciën
De miljoenennota
De overheidsfinanciën
De miljoenennota

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat vindt er plaats op de derde dinsdag van september?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rijksbegroting
De rijksbegroting is een overzicht van alle inkomsten en uitgaven die de rijksoverheid in het komende jaar verwacht.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Miljoenennota
De miljoenennota is een toelichting op rijksbegroting door de minister van Financiën. Hierin wordt uitgelegd waarom de bedragen hoger of lager zijn dan het jaar ervoor. 

Pas nadat de Tweede en Eerste Kamer de rijksbegroting hebben goedgekeurd, mag de regering de plannen uitvoeren

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrotingstekort
  • Een begrotingssaldo is het verschil tussen de verwachte inkomsten en uitgaven.
  • Er is sprake van een begrotingstekort als er meer geld wordt uitgegeven dan er inkomsten zijn.
  • Er is sprake van een begrotingsoverschot als er meer inkomsten zijn dan uitgaven.


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrotingstekort of -overschot?
  • Als de begrote inkomsten groter zijn dan de uitgaven = begrotingsoverschot
  • En andersom..... een begrotingstekort



  • Hier is sprake van een....?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met hoeveel % is het begrotingstekort afgenomen tussen 2013 en 2015?

Slide 33 - Tekstslide

Uitwerking:
Nieuw- oud/oud x 100
15miljard - 16 miljard= -1 miljard
-1 miljard : 15 miljard x 100 = -6,7 % , dus een afname van 6,7%
Staatsschuld
  • De staatsschuld is de schuld van de overheid. Die schuld ontstaat omdat de overheid geld leent als er een begrotingstekort is.

  • Over de totale schuld betaalt de overheid rente.


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de rente in % van de totale schuld.

Slide 35 - Tekstslide

Uitwerking:
Deel/geheel x 100
7,8 miljard/466 miljard x 100= 1,7%
Staatsschuld van Nederland
Met hoeveel % is de staatsschuld toegenomen tussen 2012 en 2014?

Slide 36 - Tekstslide

Uitwerking:
Nieuw-oud/oud x 100
450-326/326 x 100 = +38% toegenomen
Bij een begrotingstekort verwacht de overheid ...
A
meer inkomsten dan uitgaven
B
meer uitgaven dan inkomsten

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De schuld van de overheid die is ontstaan door te veel geld te lenen noemen we een:
A
overheidsschuld
B
lening
C
staatsschuld
D
premie

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Rijksbegroting is een overzicht van de verwachte..
A
belastingen en accijns
B
kosten die de koning maakt
C
inkomsten en uitgaven van Nederland
D
ministers in de tweede kamer

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist?
De miljoenennota is een toelichting op de rijksbegroting.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe verdient het rijk zijn geld?
Inkomsten van belastingen en niet-belastingontvangsten
Belastingen zijn de verplichte bijdragen die burgers en bedrijven betalen aan de overheid.

Welke soorten belastingen kennen jullie?

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten belastingen:
Direct
  • Inkomstenbelasting
  • Loonbelasting
  • Belasting over de winst
Indirect
  • BTW
  • Accijns

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe belastingen: Belasting dat je direct aan de belastingdienst (of gemeente) betaald.
  • Motorrijtuigenbelasting
  • Inkomstenbelasting
  • Vennootschapsbelasting (BV en NV)

Indirecte belastingen: Belasting die je via een tussenstap aan de overheid betaald.
  • Consument > winkel > belastingdienst
  • BTW en accijns






Belastingen

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niet-belasting ontvangsten
  • Aardgasinkomsten
  • Winst uit overheidsbedrijven (Schiphol/NS)
  • Boetes

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gemeentelijke inkomsten
  • Meeste inkomsten komen van de overheid
  • Eigen inkomsten: parkeergeld, afvalstoffenheffing, onroerend zaakbelasting (voor huiseigenaren) rioolrechten, leges (ID-kaart of bouwvergunning).

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergrijzing
  • Aandeel ouderen in de maatschappij neemt toe
  • AOW leeftijd omhoog om de AOW betaalbaar te houden.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De AOW
Algemene ouderdomswet
AOW premie 

Samenwonend of getrouwd   €    812,71 p.p. 
Alleen wonend                                € 1.187,43 p.p.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe houden we de AOW betaalbaar?
- de AOW-leeftijd verder te verhogen van 65 naar 67 jaar
- de premies + loonbelasting te verhogen
- de AOW-uitkeringen te verlagen;
- de arbeidsparticipatie (arbeidsdeelname) te laten toenemen;
- de AOW-ers ook AOW-premie te laten betalen;
- de AOW niet meer aan iedereen te geven, maar alleen aan 
   ouderen met geen of een laag pensioen.

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies