3.3 kruisingen

starttaak: 3.3 Kruisingen
1. Neem de leerdoelen van blz. 179 over in je zuidschrift.
2. Kom in deze LessonUp. Sluit overige tabbladen.
+
timer
5:00
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

starttaak: 3.3 Kruisingen
1. Neem de leerdoelen van blz. 179 over in je zuidschrift.
2. Kom in deze LessonUp. Sluit overige tabbladen.
+
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

planning
1. herhaling bs2 genen
2. uitleg bs3 kruisingen
3. opdrachten maken
4. afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Eigenschappen in het DNA
Eigenschappen die je kunt zien.
Met één van dit type gen krijg je altijd het fenotype er van.
Je hebt twee van dit type genen nodig om het fenotype te krijgen.
Wanneer je twee dezelfde genen hebt noem je dat...
Wanneer je twee verschillende genen hebt noem je dat...
Twee evensterke genen noem je...
Fenotype
Genotype
Homozygoot
Heterozygoot
Intermediair
Dominant
Recessief

Slide 3 - Sleepvraag

Homozygoot

Hetzelfde


de 2 alleen voor één erfelijke eigenschap zijn hetzelfde


Slide 4 - Tekstslide

Heterozygoot

Verschillend


de 2 alleen voor één erfelijke eigenshap zijn verschillend

Slide 5 - Tekstslide

Dominant of recessief
Het allel wat bij een heterozygoot genotype tot uiting komt is dominant
Dominant allel = Bruin haar: hoofdletter
Recessief allel = Blond haar: kleine letter

Slide 6 - Tekstslide

Hoe noteren we dit?

Letter naar keuze, met duidelijk verschil tussen hoofdletter en kleine letter.


Homozygoot dominant: AA

Homozygoot recessief: aa

Heterozygoot: Aa

Er zijn dus altijd 3 mogelijkheden

Slide 7 - Tekstslide

Intermediair

Slide 8 - Tekstslide

Aan het einde van de les...
Kun je kruisingsschema's maken en berekenen wat de kans is op specifieke feno- en genotypes.

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les:
  • Kan je zelfstandig een kruisingsschema maken.
  • Je kunt uitrekenen wat de kansen zijn dat een nakomeling een bepaald kenmerk krijgt.

Belangrijk: gebruik deze basisstof een schrift om vaardigheden in te oefenen!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Afkortingen die je moet kennen voor het maken van kruisingen

P = De ouders (komt van parents)
F1 = 1e generatie nakomelingen (kinderen van de P) 
F2 = 2e generatie nakomelingen (kinderen van de F1)

Slide 13 - Tekstslide

kruisingsschema

Slide 14 - Tekstslide

kruisingsschema

Slide 15 - Tekstslide

kruisingsschema

Slide 16 - Tekstslide

kruisingsschema

Slide 17 - Tekstslide

kruisingsschema

Slide 18 - Tekstslide

kruisingsschema

Slide 19 - Tekstslide

Stappen Kruisingsschema:


1. Noteer wat je weet van de ouders (P = Parents) 
2. Noteer mogelijke geslachtscellen
3. Kruisingsschema F1
4. Kruisingsschema F2 (F1 als ouders) 

--> bestudeer verhoudingen en percentages

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

denkstap
het gele mannetje heeft sowieso 2 recessieve allelen, want als er een dominant allel (voor zwarte vacht) aanwezig was in haar genotype, dan was ze zwart geweest.
Het gele mannetje is dus homozygoot recessief.

Slide 22 - Tekstslide

Uit het verhaaltje halen we...
vrouwtje = homozygoot dominant
mannetje = homozygoot recessief

We schrijven op
p: AA x aa

Slide 23 - Tekstslide

Opschrijven
p: AA x aa

geslachtcellen moeder: A of A 

geslachtcellen vader: a of a 

Slide 24 - Tekstslide

Opschrijven
p: AA x aa
geslachtcellen moeder: A of A 
geslachtcellen vader: a of a 

--> Schema maken

F1: 100% genotype Aa, fenotype zwart
te maken schema:

Slide 25 - Tekstslide

Opschrijven
Berekening F1
p: AA x aa
geslachtcellen moeder: A of A 
geslachtcellen vader: a of a 
F1: 100% genotype Aa, fenotype zwart

Berekening F2
p: Aa x Aa
Geslachtcellen: A of a (zowel moeder, als vader)

--> Schema maken

F2: 
genotype = 50%, Aa 25% AA, 25% aa
Fenotypen = 75% zwart, 25% blond

OF opschrijven als verhouding

Aa, AA en aa in een verhouding van 2:1:1
zwart en blond in een verhouding van 3:1
te maken schema:

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Kansen en verhoudingen noteren
Kansen
genotype = 50%, Aa 25% AA, 25% aa
Fenotypen = 75% zwart, 25% blond

verhouding
Aa, AA en aa in verhouding 2:1:1 
zwart en blond in verhouding 3:1
Uitspreken als: "2 staat tot 1 staat tot 1"

Uitspreken als: "3 staat tot 1"

Slide 28 - Tekstslide

Stappen Kruisingsschema:

1.  Noteer wat je weet van de ouders 
     (P = Parents).
     Vaak weet je het genotype.
2.  Noteer de mogelijke geslachtscellen 
3.  Zet de geslachtscellen van de ouders 
     in het kruisingsschema. Vul in welke     
     genotypen mogelijk zijn voor de  
     nakomelingen. 
4.  Herhaal stappen 1 t/m 4 met 
     nakomelingen uit F1 als ouders voor           uitspraken over de F2.

Trek de conclusies:

6. Noteer de verhouding van de genotypen 
     van de nakomelingen
7. Noteer de percentages van de genotypen 
    van de nakomelingen
8. Noteer de verhouding van het fenotype 
     van de nakomelingen
9. Noteer de percentages van het fenotype
      van de nakomelingen

Als er een vraag gesteld wordt, beantwoord je die natuurlijk.

Slide 29 - Tekstslide


Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant over wit. 
Een homozygoot zwart konijn wordt enkele malen gekruist met een wit konijn.
Hoe groot is de kans op witte konijntjes?
A
100%
B
75%
C
50%
D
0%

Slide 30 - Quizvraag

Moeder kat heeft een wittte vacht met genotype aa.
Vader kat heeft een zwarte vacht.
Ze krijgen in ieder geval 1 kitten met een witte vacht.
Vul de kruisingstabel in.

Moeder
Vader
A
a
a
a
Aa
Aa
aa
aa

Slide 31 - Sleepvraag

Oefenen: kruisingsschema
Bij runderen is het gen voor zwarte haarkleur Dominant over het gen voor rode haarkleur. Gebruik de letters A en a. Een zwartharige koe die homozygoot is voor de haarkleur, wordt gekruist met een rood harige stier.
a) Maak het kruisingsschema
b) Wat is het genotype van F1?

Een F1 koe wordt bevrucht door een F1 stier
c) Maak het kruisingsschema
d) Hoeveel % zwartharige nakomelingen zijn er?
e) Hoeveel % nakomelingen hebben het genotype Aa
f) Wat is de kleur van de nakomeling die het genotype Aa heeft?
g) Wat is het fenotype (wat is de kleur) van het rund met het genotype aa?

Bij runderen is het gen voor zwarte haarkleur Dominant over het gen voor rode haarkleur. Gebruik de letters A en a. 

Een zwartharige koe die homozygoot is voor de haarkleur, wordt gekruist met een rood harige stier.

a) Maak het kruisingsschema
b) Wat is het genotype van F1?

Een F1 koe wordt bevrucht door een F1 stier.
c) Maak het kruisingsschema
d) Hoeveel % zwartharige nakomelingen zijn er?
e) Hoeveel % nakomelingen hebben het genotype Aa
f) Wat is de kleur van de nakomeling die het genotype Aa heeft?
g) Wat is het fenotype (wat is de kleur) van het rund met het genotype aa?
Oefen de kruising in je schrift

Slide 32 - Tekstslide

Antwoord

Slide 33 - Tekstslide

Kijkend naar dit kruisingsschema, wat is dan de kans op homozygoot dominant?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 34 - Quizvraag

Homozygoot zijn voor 1 erfelijke eigenschap betekent 2 gelijke genen.
A
juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Dominant betekent bij erfelijkheid
A
Zwak. Kleine letter gebruiken
B
Zwak. Grote letter gebruiken
C
Sterk. Kleine letter gebruiken
D
Sterk. Grote letter gebruiken

Slide 36 - Quizvraag

Wat is een allel?
A
Dit is een andere benaming voor een gen
B
Dit is een erfelijke ziekte
C
Dit is een mutatie in en geslachtschromosoom
D
Dit is een variant van een gen

Slide 37 - Quizvraag

Iemand gaat zijn haren verven. Verandert ze hierdoor haar genotype of fenotype
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 38 - Quizvraag

Bij welke van deze kruisingen hebben alle nakomelingen hetzelfde genotype?
Maak de schema's in je schrift.
A
RR x rr
B
Rr x rr
C
RR x Rr
D
Rr x Rr

Slide 39 - Quizvraag

Aan de slag!
Thema 2, basisstof 3
- Opdrachten 1, 2, 4, 5 
- Nakijken bs 2 (classroom)


timer
1:00

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Verhoudingen genotype en fenotype

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video