Laatste les periode 3

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel kenmerken heeft een maatschappelijk probleem?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 3 - Quizvraag

5: Is geen kenmerk van een maatschappelijk probleem
A
Weinig mensen bij betrokken
B
Verschillende meningen
C
Media heeft er aandacht voor
D
De politiek bemoeit zich ermee

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn machtsmiddelen?
A
Instrumenten om macht af te dwingen
B
De positie die iemand afdwingt
C
De positie die iemand automatisch krijgt
D
De positie die iemand formeel krijgt

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn de machtsmiddelen van de politie?
A
Geweld
B
Overtuigingskracht
C
Aanzien of status
D
Functie / Beroep

Slide 6 - Quizvraag

Welk machtsmiddel
heeft een huisarts?
A
Speciale kennis en vaardigheden
B
Overtuigingskracht
C
Aanzien en status
D
Geld

Slide 7 - Quizvraag


Wie zitten er in het parlement? (2)
A
Volksvertegenwoordigers
B
Staatssecretarissen
C
Ministers
D
eerste en tweede kamer

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn volksvertegenwoordigers?

Slide 9 - Open vraag

13: De volksvertegenwoordigers binnen de provincie heten:
A
Gedeputeerden
B
Ambtenaren
C
Wethouders
D
Statenleden

Slide 10 - Quizvraag

Wie zijn de volksvertegenwoordigers in de gemeente?
A
Wethouders
B
Burgermeester
C
Gemeenteraad
D
Tweede Kamer

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een referendum?
A
De Tweede Kamer verkiezingen
B
Dat burgers rechtstreeks mogen stemmen over een politiek vraagstuk
C
Dat burgers mogen kiezen wie de volksvertegenwoordigers worden

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de definitie van het begrip 'politiek'?
A
Het maken van keuzes over verschillende onderwerpen in de Eerste en Tweede Kamer.
B
Volksvertegenwoordigers nemen namens ons besluiten, wij stemmen op hen bij de Provinciale Statenverkiezingen.
C
Het maken van keuzes en het nemen van beslissingen over hoe een land, provincie of gemeente bestuurd moet worden.

Slide 13 - Quizvraag

Nederland is een ............... democratie, want de bevolking kiest de volksvertegenwoordigers, die namens de bevolking beslissingen nemen.
A
Sociale
B
Indirecte
C
Directe
D
Politieke

Slide 14 - Quizvraag

Trias Politica betekent ...
A
alleenheerschappij
B
scheiding der machten
C
vrijheid
D
Montesquieu

Slide 15 - Quizvraag

Welke drie machten kennen wij in onze democratische rechtsstaat?
A
Landmacht, luchtmacht en politiemacht
B
Uitvoerende macht, wetgevende macht en rechterlijke macht
C
Uitvoerende macht, controlerende macht en instemmende macht

Slide 16 - Quizvraag

Welke macht zien we hier?
A
Wetgevende macht
B
Uitvoerende macht
C
Rechterlijke macht
D
Controlerende macht

Slide 17 - Quizvraag

Scheve machtsverhouding
Ministers hebben meer macht dan het parlement!:
Ministers hebben uitvoerende en wetgevende macht

Slide 18 - Tekstslide

Hoort de afbeelding bij democratie of dictatuur?

A
Democratie
B
Dictatuur

Slide 19 - Quizvraag

Rechters zijn onafhankelijk
A
Dictatuur
B
Democratie
C
Allebei

Slide 20 - Quizvraag

De overheid gebruikt censuur.
A
Democratie
B
Dictatuur

Slide 21 - Quizvraag

Kenmerken dictatuur
1. Eén persoon of één partij aan de macht
2. Geen democratie, geen rechtsstaat
3. Geen grondrechten
4. Geen persvrijheid
5. Sterk leger

Slide 22 - Tekstslide

politiek links midden of rechts?
actieve overheid
A
links
B
midden
C
rechts

Slide 23 - Quizvraag

politiek links midden of rechts?
Eigen verantwoordelijkheid voor de burgers.
A
links
B
midden
C
rechts

Slide 24 - Quizvraag

politiek links midden of rechts?
VVD
A
links
B
midden
C
rechts

Slide 25 - Quizvraag

politiek links midden of rechts?
SP
A
links
B
midden
C
rechts

Slide 26 - Quizvraag

D66 is een ... partij
A
Links
B
Midden
C
Rechts

Slide 27 - Quizvraag

Zie bron 7, pagina 32

Slide 28 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen progressief en concervatief?

Slide 29 - Open vraag

vrijheid van de burger
overheid kleine rol
gelijkheid heel belangrijk
geloof centraal
gezin is belangrijk
veel overheidsbemoeienis
Liberalisme
socialisme
Christendemocratie

Slide 30 - Sleepvraag

6 stromingen 
1. Liberalisme: vrijheid en verantwoordelijkheid
2. Sociaal-democratie: gelijkheid en gelijkwaardigheid
3. Christendemocratie: verantwoordelijke samenleving 
4. Rechts-extremisme: ongelijkwaardigheid en superioriteit
5. Ecologische stroming: natuur en milieu
6. Populisme: wil van het volk

Slide 31 - Tekstslide

De goede volgorde van de kabinetsformatie is:
A
verkiezingen-informateur-formateur-coalitie
B
informateur-formateur-coalitie-campagne
C
formateur-peiling-informateur-beëdiging
D
brexit-media-premier-meerderheid

Slide 32 - Quizvraag

Wat houdt ministeriële verantwoordelijkheid in?

Slide 33 - Open vraag

Het parlement is medewetgever. Om deze taak uit te
kunnen voeren heeft de Tweede Kamer twee rechten.
Welke zijn dat en wat houden deze rechten in?

Slide 34 - Open vraag

Wat is GEEN taak van de regering?
A
(Mede)wetgevende taak
B
Controlerende taak
C
Uitvoerende taak

Slide 35 - Quizvraag

Wetgevende taak:

  • Stemrecht
  • Recht van initiatief
  • Recht van amendement
Controlerende taak

  • Vragenrecht
  • Recht van interpellatie
  • Recht van enquête
  • Budgetrecht

Slide 36 - Tekstslide

Voor de provincie kiezen we
A
Provinciale Staten
B
Commissaris van de Koning
C
Gedeputeerde staten
D
Zowel provinciale staten als de gedeputeerde staten

Slide 37 - Quizvraag

Wat is GEEN taak van de Gedeputeerde Staten?
A
(Mede)wetgevende taak
B
Uitvoerende taak
C
Controlerende taak

Slide 38 - Quizvraag

Gemeente
provincie
Regering
Staatshoofd
Koning
Burgemeester
Minister-President
Commissaris van de koning

Slide 39 - Sleepvraag

Wie staat aan het hoofd van de gemeente?
A
Burgemeester
B
Dijkgraaf
C
Commissaris van de Koning
D
Minister

Slide 40 - Quizvraag

Wat betekent B&W ?
A
Dikke auto
B
burgemeester en wetten
C
burgemeester en wethouders
D
burgers en wethouders

Slide 41 - Quizvraag

Wie kies je bij verkiezingen?
A
Burgemeester
B
Gemeenteraad
C
Wethouders
D
Statenleden

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Welke Europese instelling voert het Europese beleid uit?
A
Europees Parlement
B
Europese Raad
C
Raad van de Europese Unie
D
Europese Commisse

Slide 45 - Quizvraag

Wie doet de wetsvoorstellen in de Europese Unie?
A
Europese Raad
B
Europese Parlement
C
Europese Commissie
D
Raad van Ministers

Slide 46 - Quizvraag

Slide 47 - Tekstslide