Frans - gespreksvaardigheid H5/V6 2 décrire une photo + bijv nw

Bonjour!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!

Slide 1 - Tekstslide

Objectifs:
* Je kunt een foto van een situatie en/of gebeurtenis in het Frans beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Traduisez: Het is in een dorp
A
C'est en ville
B
C'est dans un village
C
C'est à la campagne
D
C'est une maison

Slide 3 - Quizvraag

Het is in een rustige straat
A
C'est dans une rue étroite
B
C'est sur une autoroute
C
C'est dans une rue tranquille
D
C'est dans une rue bruyante

Slide 4 - Quizvraag

Er staan drie personen
A
Ce sont trois personnes
B
Il y a treize personnes
C
Ce sont treize personnes
D
Il y a trois personnes

Slide 5 - Quizvraag

Les couleurs

Slide 6 - Woordweb

Les couleurs
connaissez-vous d'autres couleurs ?

De plaats in de zin ?....erachter
des cahiers jaunes

Slide 7 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'il porte?
A
Il porte une chemise blanche.
B
Il porte un pull rouge.
C
Il porte un t-shirt blanc.
D
Il porte un t-shirt noir.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Il porte un jean noire.
B
Il porte un jean noir.
C
Il porte un jean noirs.
D
Il porte un jean noires.

Slide 9 - Quizvraag

Elle porte des chaussures ............ (zwart).
A
noir
B
noire
C
noirs
D
noires

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal: een wit huis

Slide 11 - Open vraag

Vertaal: een groene auto

Slide 12 - Open vraag

Let op vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord!
Par exemple:
Dik = gros - grosse - gros - grosses
Dun = mince -minces
Oud = vieux - vieille - vieux - vieilles
Jong = jeune - jeunes
Klein = petit -petite-petits-petites
Lang = long - longue - longs - longues 
Gevaarlijk = dangereux - dangereuse - dangereux - dangereuses
etc.

Slide 13 - Tekstslide

Traduisez: Het is een gevaarlijke situatie
A
C'est une situation dangereux
B
C'est une situation dangereuse
C
C'est un dangereux situation
D
C'est une dangereuse situation

Slide 14 - Quizvraag










Qu'est-ce que tu vois?

Slide 15 - Tekstslide


1. Beschrijf de situatie in het algemeen (waar is dit?/ wat is er gebeurd?)
2. Treed meer in detail: Hoeveel personen zie je (beschrijf ze) Hoe ziet de auto eruit? Hoe ziet het huis eruit?

Slide 16 - Open vraag

Hoe zeg je het is mooi weer?
A
il fait beau
B
Il est beau temps
C
c'est beau
D
il y a du soleil

Slide 17 - Quizvraag

Traduisez en français:
het is koud


A
il fait mauvais
B
il fait chaud
C
il fait beau
D
il fait froid

Slide 18 - Quizvraag

Hoe zeg je ;
Het is warm?

Slide 19 - Open vraag

de sneeuw=
A
le vent
B
la neige
C
l' hiver
D
la pluie

Slide 20 - Quizvraag

Qu'est-ce que tu vois?

Slide 21 - Tekstslide

Benoem zo uitgebreid mogelijk wat je ziet, situatie, het weer, de personen etc.

Slide 22 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?
A
het bijvoeglijk naamw. goed gebruiken
B
werkwoorden in de juiste vorm zetten
C
de juiste woorden paraat hebben
D
anders, nl....

Slide 23 - Quizvraag

Questions?

Slide 24 - Tekstslide